Een besluit van een bestuursorgaan kan uiteenvallen in meerdere onderdelen. Een handhavend bestuursorgaan kan bijvoorbeeld in één brief besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete én tot openbaarmaking van de achterliggende gegevens. Wie bezwaar aantekent tegen een besluit, doet er verstandig aan om alle onderdelen van het besluit in zijn bezwaarschrift te betrekken. Soms kan een onbenoemd – en daarmee prijsgegeven – besluitonderdeel namelijk niet meer worden bestreden in beroep bij de bestuursrechter.
Dat heeft te maken met artikel 6:13 van de Awb: de zogeheten onderdelentrechter. Als een belanghebbende een besluitonderdeel niet aan de orde stelt tijdens de bestuurlijke fase, mag hij dit onderdeel ook niet meer aan de orde stellen tijdens de beroepsfase. Het gevolg: hij mag tegen dit besluitonderdeel geen gronden aanvoeren. Dit is slechts anders als de belanghebbende redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, bijvoorbeeld als een besluit in de bestuurlijke fase nog – ten nadele van de belanghebbende – wordt gewijzigd.
De praktijk leert dat (zelf) procederende belanghebbenden hier de fout in kunnen gaan. Neem het korte voorbeeld uit de eerste alinea, ontleend aan de volgende zaak:
De onderdelentrechter is echter niet van toepassing op omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met de uitgebreide procedure (afdeling 3.4 van de Awb). Daarvoor geldt dat een belanghebbende tijdens de beroepsfase tegen álle besluitonderdelen gronden mag aanvoeren, zelfs als hij daarover geen zienswijze naar voren heeft gebracht.[2] Toch kent ook deze regel een uitzondering: als het beroep is ingesteld door een niet-belanghebbende, en de niet-belanghebbende heeft geen zienswijze naar voren gebracht over een besluitonderdeel, mag hij tegen dit besluitonderdeel geen gronden aanvoeren.[3]
Samenvattend heeft een bezwaarschrift of een zienswijze dikwijls invloed op de latere omvang van de rechtsstrijd. Als een besluitonderdeel hierin is prijsgegeven, kan het niet meer worden bestreden in beroep bij de bestuursrechter. Dit geldt in het algemeen bestuursprocesrecht voor álle belanghebbenden en in het omgevingsrecht alleen voor niet-belanghebbenden.
[1] Rb. Overijssel 3 februari 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:415.
[2] ABRvS 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, onder 4.3-4.9.
[3] ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1604, onder 4.2.
Nieuwe bewijsmiddelen en gronden
De specifieke regels die gelden voor het aanvoeren van nieuwe beroepsgronden in een procedure
Nieuwe gronden na vernietiging besluit of tussenuitspraak
het aanvoeren van nieuwe gronden tegen niet eerder bestreden besluitonderdelen