115 jaar ervaring in de advocatuur

De inhoud van dit artikel is mogelijk verouderd. Voor de meest actuele informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Esmée Janssen

Bel nu 076 513 6198

Recent heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag of de door een gebruiker gehanteerde algemene voorwaarden toch van toepassing zijn ook al zijn deze voorwaarden niet aan de wederpartij ter hand gesteld.

Wat was hier aan de hand?

Het geschil ging over twee contracten uit 2014 waarop de CNDG (Conditiën van de Nederlandse Handel in Granen en Diervoedergrondstoffen) van toepassing waren verklaard. In deze voorwaarden is een arbitraal beding opgenomen.

Tussen partijen is een conflict ontstaan waarna de koper een gerechtelijke procedure is gestart. De verkoper, zijnde de gebruiker van de algemene voorwaarden, heeft in die procedure een beroep gedaan op het arbitraal beding en gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd zou verklaren. De koper heeft daarna de vernietiging van dit beding ingeroepen omdat de algemene voorwaarden niet op de juiste wijze ter hand zouden zijn gesteld.

Wat zijn de regels?

Als gebruiker van algemene voorwaarden dien je op de volgende twee zaken te letten:

Allereest moeten de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing te zijn verklaard. Daarnaast moet je de wederpartij voor of uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst in de gelegenheid stellen om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Wanneer je dit niet doet kan de wederpartij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden vernietigen.

De hoofdregel is daarbij dat de algemene voorwaarden aan de wederpartij ter hand gesteld moeten worden, bijvoorbeeld als bijlage bij de overeenkomst. Er zijn echter ook situaties denkbaar waarbij de algemene voorwaarden niet ter hand gesteld hoeven te worden of waarbij een wederpartij geen beroep kan doen op de vernietiging van de algemene voorwaarden. Dit is het geval wanneer terhandstelling redelijkerwijs niet mogelijk is, wanneer er sprake is van professionele partijen die regelmatig met elkaar zakendoen (de zogenaamde bestendige handelsrelatie), of wanneer beide partijen gebruik maken van dezelfde (branche)voorwaarden. Is de gebruiker een dienstverlener dan bepaalt de wet dat verwijzing naar de vindplaats van de algemene voorwaarden op een website of het ter inzage leggen van de voorwaarden op de plaats waar de dienst wordt verricht ook voldoende is. Grote, professionele partijen kunnen overigens geen beroep doen op vernietiging van de algemene voorwaarden wegens het niet ter hand stellen.

Het oordeel van de rechter

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in hoger beroep vastgesteld dat de CNGD weliswaar op de overeenkomsten van toepassing waren verklaard maar dat deze niet aan de koper ter hand zijn gesteld en haar ook anderszins niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen, een en ander als bedoeld in art. 6:234 lid 1 BW.

Het Hof oordeelde echter dat de koper, in de hoedanigheid van de directeur, op het moment van het sluiten van de overeenkomsten bekend was, althans bekend mocht worden geacht, met de inhoud van de CNGD omdat hij in 2012/2013 een cursus had gevolgd waarin de inhoud van de CNGD uitgebreid behandeld was. Volgens het Hof kon de kennis van de directeur dan ook aan de koper worden toegerekend. Omdat deze koper ermee bekend was dat de CNGD van toepassing waren verklaard en de koper ook over deze voorwaarden beschikte (deze zaten bij het studiemateriaal van de cursus) kon de koper het arbitraal beding niet succesvol vernietigen.

De Hoge Raad heeft in het arrest ECLI:NL:HR:2022:1599 dit oordeel bevestigd en aangegeven dat een wederpartij de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet kan vernietigen wanneer hij op het moment van het sluiten van de overeenkomst bekend was, of bekend kon worden geacht met de inhoud van de algemene voorwaarden. Dit wordt door de Hoge Raad de bekendheidsuitzondering genoemd. Deze uitzondering houdt in dat wanneer de wederpartij bekend is of geacht kan worden bekend te zijn met de algemene voorwaarden van de gebruiker of een daarin voorkomend beding, recht wordt gedaan aan de strekking van art. 6:234 BW. Dit wordt volgens de Hoge Raad niet anders wanneer de bekendheid van de wederpartij met de algemene voorwaarden of een daarin voorkomend beding, niet door toedoen van de gebruiker maar op andere wijze is ontstaan, zoals in dit geval via een door de directeur gevolgde cursus.

Onze advocaten aan zet