115 jaar ervaring in de advocatuur

De inhoud van dit artikel is mogelijk verouderd. Voor de meest actuele informatie over dit ontwerp kunt u contact opnemen met Thomas van Alphen.

Bel nu 076 513 6102

In plaats daarvan moet tijdens het bouwen gebruik worden gemaakt van een zogenaamd ‘instrument voor kwaliteitsborging’. In de kern gaat het om certificerings- of erkenningsregelingen of beoordelingsrichtlijnen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat het bouwen van een bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften.

Instrumenten voor kwaliteitsborging zullen worden ontwikkeld en aangeboden door zogenaamde ‘instrumentaanbieders’. Zij kunnen een instrument evenwel pas aanbieden indien deze is toegelaten door een speciaal daartoe in de Woningwet ingestelde ’toelatingsorganisatie’. Deze toelatingsorganisatie zal beoordelen of een instrument voor kwaliteitsborging voldoet aan de gestelde regels voor toelating. Voorts zullen zogenaamde ‘kwaliteitsborgers’, in overeenstemming met de in het instrument voorgeschreven werkwijze, erop toe zien dat een bouwwerk tijdens de bouw en bij de oplevering ervan aan de bouwtechnische voorschriften voldoet.

De gewijzigde rol van het bevoegd gezag

De rol van het bevoegd gezag verandert ingrijpend. Zoals reeds is opgemerkt, toetst het bevoegd gezag bij een vergunningaanvraag niet meer aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012. Het bevoegd gezag zal enkel nog beoordelen of het gekozen instrument voor kwaliteitsborging past bij het betreffende bouwwerk – in de Wkb wordt gesproken over verschillende ‘gevolgklassen’ – en of de vergunninghouder werkt met een kwaliteitsborger die met toestemming van de instrumentaanbieder een toegestaan instrument van kwaliteitsborging toepast.

Hetzelfde heeft te gelden bij de gereedmelding van het bouwwerk, ook dan toetst het bevoegd gezag niet aan de bouwtechnische voorschriften. Van belang voor de ingebruikneming van het bouwwerk is dat de vergunninghouder bij de gereedmelding een verklaring van de kwaliteitsborger kan overleggen. Laatstgenoemde verklaart daarin dat hij het instrument met toestemming van de instrumentaanbieder heeft toegepast, dat hij de kwaliteitsborging heeft uitgevoerd in overeenstemming met de in het toegelaten instrument voorgeschreven werkwijze, en dat het bouwwerk naar zijn oordeel voldoet aan de bouwtechnische voorschriften.

Dit betekent niet dat het bevoegd gezag geen enkele rol meer speelt bij het toezicht op de naleving van de bouwtechnische voorschriften. Bij een overtreding van deze voorschriften kan het bevoegd gezag nog steeds handhavend optreden. Indien evenwel gebruik wordt gemaakt van een instrument voor kwaliteitsborging dat geschikt is voor het betreffende bouwwerk en dat wordt toegepast door een kwaliteitsborger, die toestemming heeft van de instrumentaanbieder, dan levert dit een bewijsvermoeden op dat in overeenstemming met de bouwtechnische voorschriften is gebouwd.

Rechtsbescherming onder de Wkb

De Wkb zorgt ervoor dat een groot aantal (nieuwe) partijen een rol gaan spelen bij de kwaliteitsborging van bouwwerken. De verhouding tussen deze partijen is in sommige gevallen privaatrechtelijk van aard en in andere gevallen betreft het een publiekrechtelijke verhouding. Dit onderscheid is onder meer van belang op het moment dat er een geschil ontstaat.

Ten aanzien van de besluiten van het bevoegd gezag brengt de Wkb geen verandering. Het betreffen appellabele besluiten waartegen bezwaar kan worden gemaakt bij het bevoegd gezag en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.

Hetzelfde heeft te gelden voor het optreden van de toelatingsorganisatie. Het wel of niet toelaten van een instrument voor kwaliteitsborging, het geven van een waarschuwing aan de instrumentaanbieder en het opleggen van een sanctie aan de instrumentaanbieder zijn appellabele besluiten waartegen (derde)belanghebbenden bezwaar kunnen maken bij de toelatingsorganisatie en beroep kunnen instellen bij de bestuursrechter.

De verhouding tussen de instrumentaanbieder en de kwaliteitsborger is evenwel privaatrechtelijk van aard. Als gevolg hiervan staat er voor de kwaliteitsborger geen bestuursrechtelijke rechtsgang open tegen het optreden van de instrumentaanbieder. Indien de instrumentaanbieder dus geen toestemming verleent aan de kwaliteitsborger om het instrument te gebruiken, dan wel zijn toestemming intrekt of schorst, dan moet de kwaliteitsborger naar de burgerlijke rechter dan wel kan hij gebruikmaken van een in het instrument aangewezen geschillenregeling, indien het betreffende instrument voor kwaliteitsborging daarin voorziet.

De verhouding tussen de kwaliteitsborger en de vergunninghouder of aannemer is eveneens privaatrechtelijk van aard. Indien de kwaliteitsborger dus bijvoorbeeld niet bereid is om een verklaring dat het bouwwerk naar zijn oordeel voldoet aan de bouwtechnische voorschriften af te geven, dan moet de vergunninghouder of aannemer naar de burgerlijke rechter dan wel kan hij gebruikmaken van een geschillenregeling, indien het betreffende instrument voor kwaliteitsborging daarin voorziet.

Inwerkingtreding van de Wkb

Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat de Wkb ingrijpende veranderingen teweeg gaat brengen. Op 1 januari 2021 zal de Wkb in werking treden, tegelijk met de nieuwe Omgevingswet. De Wkb zal dan enkel nog van toepassing zijn op relatief kleinschalige bouwprojecten – in de memorie van toelichting bij de wet wordt gesproken over ‘eenvoudige bouwwerken’. Drie jaar na inwerkingtreding zal de Wkb worden geavaleerd en zal worden bekeken of het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging van bouwwerken ook geschikt is voor grootschalige(re) bouwprojecten. Tot die tijd is op deze bouwprojecten het oude stelsel van kwaliteitsborging van bouwwerken onverkort van toepassing.

Onze advocaten aan zet