115 jaar ervaring in de advocatuur

De wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid is onder het huidig recht zeer versnipperd. De Omgevingswet integreert een aantal belangrijke besluiten, waaronder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit en regeling risico’s zware ongevallen (Brzo).

De algemene regels van het Rijk op het gebied van externe veiligheid zijn onder het regime van de Omgevingswet opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In het Bkl zijn instructieregels opgenomen met daarin minimumregels waar de gemeenteraad aan moet voldoen bij de vaststelling van het omgevingsplan.

Bij het vaststellen van het Omgevingsplan zal de gemeenteraad ervoor moeten zorgen dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit houdt in dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met het belang van een veilige leefomgeving. Bij het vaststellen van het omgevingsplan dient de gemeenteraad de grens- en standaardwaarden in acht te nemen voor het plaatsgebonden risico. Met het plaatsgebonden risico wordt gedoeld op de kans dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof.

In artikel 5.3 van het Bkl wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën te beschermen gebouwen en locaties:

In bijlage VI van het Bkl staat opgesomd welke gebouwen en locaties onder voorgenoemde categorieën vallen. Het Bkl introduceert ten opzichte van het huidige recht de categorie “zeer kwetsbare gebouwen”. Onder “zeer kwetsbare gebouwen” valt bijvoorbeeld te denken aan ziekenhuizen en basisscholen. Dit zijn gebouwen waar mensen komen die niet of slecht zelfredzaam zijn. De “zeer kwetsbare gebouwen” worden onder het huidige recht aanmerkt als “kwetsbare objecten”. Net als onder het Bevi, is het bevoegd gezag vrij om een gebouw of locatie een hoger beschermingsniveau te bieden. Het bevoegd gezag kan bijvoorbeeld een kwetsbaar gebouw aanmerken als een zeer kwetsbaar gebouw.

Naast de regels over het plaatsgebonden risico, dient de gemeenteraad bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening te houden met het groepsrisico. Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Het groepsrisico wordt in het omgevingsplan vormgegeven door middel van aandachtsgebieden. Er zijn drie soorten aandachtsgebieden, namelijk voor brand, gif en explosie.

Het bevoegd gezag kan in een omgevingsplan een locatie waar een brand- of explosieaandachtsgebied geldt, aanwijzen als een brand- of explosievoorschriftengebied. Binnen de voorschriftengebieden gelden dan bouwvoorschriften voor bijvoorbeeld nieuwe woningen. Het gaat daarbij om bouweisen die extra beschermen tegen de gevolgen van een van buiten komende brand of explosie. Het aanwijzen van een voorschriftengebied is verplicht als op die locatie ook zeer kwetsbare gebouwen (zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven) zijn toegelaten.

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Het is afwachten of overheden hierin slagen. Voor bedrijven en particulieren is het zaak bij de vaststelling van een omgevingsplan alert te zijn en te bezien of voldoende rekening wordt gehouden met hun belangen.

Indien u nader geïnformeerd wilt worden over de Omgevingswet kunt u contact opnemen met de advocaten van de sectie Bouwrecht en Bestuursrecht, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121.

Bel nu 076 513 6127