In de eerste zaak (31 januari 2024) oordeelde de Afdeling dat de bewonersvereniging niet-ontvankelijk was. De vereniging werd niet als belanghebbende gezien. Om belanghebbende te zijn, moet een vereniging laten zien dat zij iets heeft gedaan dat past bij haar doelen – zogeheten feitelijke werkzaamheden. De vereniging was opgericht vlak voor het einde van de beroepstermijn en had geen tijd besteed aan activiteiten die lieten zien dat zij écht betrokken was bij het gebied. Alleen het starten van een juridische procedure is daarvoor niet genoeg.
In de tweede zaak (20 maart 2024) mocht de vereniging wél procederen, omdat zij een zienswijze had ingediend. Maar toen de bestuursrechter inhoudelijk naar de zaak keek, strandde het beroep alsnog op het relativiteitsvereiste. De vereniging had geen feitelijke werkzaamheden verricht die de belangen uit de statuten ondersteunden, zoals natuurbehoud en leefkwaliteit. Hierdoor kon zij geen beroep doen op regels die bedoeld zijn om die belangen te beschermen.
Deze uitspraken maken duidelijk dat bewonersverenigingen zonder concrete activiteiten weinig kans maken in procedures.
De Afdeling laat zien dat bewonersverenigingen actief moeten zijn op twee momenten:
Onderstaand schema toont hoe de Afdeling dit toetst.
Feitelijke werkzaamheden zijn essentieel om succesvol te procederen.