De Wob had van oorsprong als doel de burger in de gelegenheid te stellen de bestuurlijke besluitvormingsprocessen in het heden en verleden te doorzien.[1] Sinds de inwerkingtreding van de Wob in de jaren ’80 is de maatschappij veranderd en hebben burgers andere behoeftes gekregen met betrekking tot de openbaarheid van informatie.[2] In dat kader is een wetsvoorstel gedaan dat uiteindelijk tot de Woo heeft geleid. De Woo heeft als doel om doel overheden en semi-overheden transparanter te maken om zo het belang van openbaarheid van publieke informatie beter te dienen.[3]
De reikwijdte van de Woo ten opzichte van de Wob is uitgebreid. Uit de algemene toepasselijkheidsbepaling blijkt dat naast bestuursorganen ook verschillende andere overheidsorganen in het kader van de Woo rechten en plichten hebben gekregen (artikel 2.2). Voor toepassing van de Woo zijn die overheidsorganen gelijkgesteld met bestuursorganen (artikel 2.2, tweede lid). Dit betekent dat beslissingen van deze overheidsorganen ook besluiten zijn in de zin van de Awb waartegen bestuursrechtelijk kan worden opgekomen.
Net zoals onder de Wob (artikel 2) hebben bestuursorganen onder de Woo (artikel 2.4, tweede lid) een zorgplicht om actuele, nauwkeurige en vergelijkbare informatie te verstrekken. Daarbij is niet nieuw dat deze zorgplicht geen onderzoeksplicht of bewerkingsplicht omvat. Het bestuursorgaan hoeft niet in te staan voor juiste en volledige informatie (artikel 2.4, vierde lid). Ten opzichte van de Wob is wel toegevoegd dat bestuursorganen verplicht zijn om naar beste weten te handelen en een meldingsplicht hebben wanneer ze weten dat de informatie onjuist of onvolledig is (artikel 2.4, vijfde lid). Daarbij is nu ook expliciet bepaald dat bestuursorganen ervoor dienen te zorgen dat documenten in goede, geordende en toegankelijke staat behouden blijven (artikel 2.4, eerste lid). De zorgplicht van bestuursorganen voor informatieverschaffing is in de Woo breder geworden en verder aangescherpt. Dit is een positieve ontwikkeling.
Ten opzichte van de Wob is de actieve openbaarmakingsplicht voor bestuursorganen uitgebreid. Naast een inspanningsverplichting voor bestuursorganen om actief zoveel mogelijk informatie uit eigen beweging openbaar te maken (artikel 3.1), worden categorieën van informatie opgesomd die in ieder geval openbaar moeten worden gemaakt (artikel 3.3). Deze categorieën kunnen nog worden aangevuld (artikel 3.3, derde lid). Voor bepaalde documenten geldt een ongeclausuleerde openbaarmaking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan algemeen verbindende voorschriften, zoals een bestemmingsplan of een huisvestingsverordening (artikel 3.1, eerste lid). Daarnaast zijn een serie van documenten aangewezen waarvoor in beginsel geldt dat ze actief openbaar dienen te worden gemaakt, maar waar een weigeringsgrond aan (een deel van) de openbaarmaking in de weg kan staan (artikel 3.1, tweede lid). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de vergaderstukken van de Tweede Kamer (sub b) of beslissingen over uitgaven hoger dan € 250.000,– (sub h). Voor deze stukken geldt dat bekeken moet worden of een absolute of relatieve weigeringsgrond aan openbaarmaking in de weg staat. Daarbij staat voorop dat het belang van openbaarheid (artikel 2.5) altijd geldt en dat alleen in uitzonderingsgevallen een bijzonder belang prevaleert. Dit is dezelfde systematiek zoals die thans onder de Wob geldt. De ontwikkelde jurisprudentie in dit verband behoudt dan ook zijn betekenis. In de volgende blogs wordt nader ingegaan op de actieve en passieve openbaarmakingsplicht en de verschillende weigeringsgronden.
[1] Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3.
[2] Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9 HERDRUK.
[3] Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9 HERDRUK.