Philip Vroegrijk

“Juridische kennis en analytisch vermogen zijn onmisbaar voor een advocaat. Maar het verschil maak je door strategisch en tactisch slim op te treden.”

Philip Vroegrijk

Mijn werkterrein

Ik sta cliënten bij op het gebied van ondernemingsrecht en erfrecht. Als ondernemingsrecht advocaat betreft dat onder meer aandeelhoudersgeschillen, bestuurdersaansprakelijkheid, overnamegeschillen, procedures voor de Ondernemingskamer, maar ook geschillen die ondernemers kunnen hebben met klanten, leveranciers en andere contractspartijen.

Als erfrecht advocaat treed ik op voor of tegen erfgenamen, executeurs, vereffenaars, testamentair bewindvoerders, schuldeisers, legatarissen en legitimarissen, bij een breed scala aan geschillen. Denk hierbij aan onderwerpen zoals de verdeling van een erfenis, het kindsdeel, de legitieme portie, vruchtgebruik, onterving, het handelen of nalaten door de executeur, (de geldigheid van) het testament, verzwegen of ontvreemd vermogen uit de nalatenschap, enzovoorts.

In beide rechtsgebieden combineer ik diepgaande kennis van het recht met strategisch en tactisch inzicht. Bij conflicten op het gebied van het erfrecht houd ik bovendien zo nodig rekening met eventuele gevoeligheden en emoties die in een dergelijk zaak aan de orde kunnen zijn.

Een resultaatgerichte strategie

In alle dossiers is de insteek: een snelle en efficiënte oplossing voor de cliënt.  Als het toch op procederen aankomt, dan alles op alles zetten voor een maximaal resultaat. De bagage die je daarvoor als advocaat nodig hebt, omvat naast kennis en ervaring ook strategisch en tactisch inzicht. Juist daarmee kun je het verschil maken.

Een voorbeeld? Soms heeft een cliënt een juridisch zwakke uitgangspositie, maar kun je met een goed uitgedachte strategie toch een optimaal resultaat behalen, buiten de rechter om. Als dat lukt, geeft dat net zoveel voldoening als een complexe procedure winnend afsluiten.

Lidmaatschappen
  • Vereniging Corporate Litigation
Nevenwerkzaamheden
  • Adviseur ondernemingsrecht, adviesdesk uitgeverij Rendement

Philip Vroegrijk heeft in het rechtsgebiedenregister van de Nederlandse orde van advocaten het volgende rechtsgebied geregistreerd:

  • Ondernemingsrecht

Deze registratie verplicht hem elk kalenderjaar volgens de normen van de Nederlandse orde van advocaten tien opleidingspunten te behalen op dit rechtsgebied.

Gepubliceerde artikelen

Om onze klanten up-to-date te houden posten wij graag nieuws over de laatste ontwikkelingen van ons werk en het bedrijf.

9 mei 2023

De legitieme portie in het erfrecht

De legitieme portie is een belangrijk onderwerp binnen het erfrecht en is in de wet opgenomen ter bescherming van de (onterfde) kinderen van de erflater. In dit artikel komen de belangrijkste aspecten aan bod. Toepasselijkheid legitieme portie Een ouder kan ervoor kiezen om een kind in diens testament (geheel of gedeeltelijk) te onterven. Hiermee kan niet worden bewerkstelligd dat het onterfde kind bij overlijden van de ouder in het geheel geen aanspraken meer heeft. In dat geval kan het onterfde kind op grond van de wet aanspraak maken op de legitieme portie, welke wettelijke regeling met een testament niet opzij kan worden gezet. Een ouder kan een kind dus nooit helemaal onterven. Hiervoor is wel vereist dat het onterfde kind de nalatenschap niet heeft verworpen, dan wel dat het onterfde kind bij de verklaring tot verwerping van de nalatenschap een beroep op de legitieme portie heeft gedaan. Indien het onterfde kind is overleden voordat de nalatenschap waarin het kind is onterfd openvalt, dan kunnen de kinderen van het vooroverleden kind bij plaatsvervulling aanspraak maken op deze legitieme portie. De omvang van de legitieme portie De omvang van de legitieme portie is kort gezegd de helft van het kindsdeel. De legitieme portie wordt berekend over de waarde van de nalatenschap, waar de in aanmerking te nemen giften bij worden opgeteld en waar de schulden van de nalatenschap op in mindering worden gebracht. Dat giften een rol spelen bij de berekening van de legitieme portie, is omdat anders alsnog een feitelijke onterving kan worden bewerkstelligd door voor overlijden het gehele vermogen aan bijvoorbeeld de andere kinderen te schenken. De uitkomst van deze berekening wordt de legitimaire massa genoemd. Om vervolgens tot de legitieme portie te komen dient de legitimaire massa te worden gedeeld door het aantal personen (kinderen en echtgenoot) die de erflater achter laat. Het bedrag dat uit deze berekening komt dient te worden vermenigvuldigd met ½, aangezien de legitieme portie de helft van het kindsdeel bedraagt. Vervolgens strekt hierop in mindering bepaalde giften die de ouder aan het onterfde kind heeft gedaan. Omdat voor deze berekening vaak informatie en bescheiden nodig zijn die niet altijd vrijwillig aan het onterfde kind worden verstrekt en omdat over de hoogte van de legitieme portie vaak discussie ontstaat, is het verstandig om hier zo nodig advies over in te winnen bij een erfrecht advocaat. Een beroep doen op de legitieme portie Om aanspraak te kunnen maken op de legitieme portie moet de erfgenaam hier wel daadwerkelijk en tijdig een beroep op doen, te weten binnen vijf jaar na overlijden van de erflater. Het is verstandig om dit schriftelijk te doen, zodat aangetoond kan worden dat hier een beroep op is gedaan en dit tijdig heeft plaatsgevonden. De termijn van vijf jaar is een vervaltermijn, dus te laat is te laat. Opeisbaarheid van en rente over vordering legitieme portie Een vordering uit hoofde van de legitieme portie wordt in beginsel opeisbaar zes maanden na het overlijden van de ouder. In het testament kan hiervan worden afgeweken. Vanaf het moment dat de legitieme portie opeisbaar is en hier aanspraak op is gemaakt kan ook aanspraak worden gemaakt op rente over de waarde hiervan. Vragen of advies nodig? Als u meer wilt weten over de legitieme portie en uw rechten als legitimaris, met name in een situatie waarin u bijvoorbeeld niet de informatie en bescheiden krijgt om uw legitieme portie te berekenen of indien u een discussie heeft over de omvang van uw legitieme portie, neem dan contact op met onze erfrecht advocaat Philip Vroegrijk via het e-mailadres vroegrijk@rassers.nl of telefonisch op: 076-5136120.

10 nov. 2022

Wetsvoorstel ter voorkoming dat iemand erft van degene die hij heeft gedood

Inleiding Recent is door de rechtbank Gelderland een uitspraak gewezen, waaruit volgt dat een man die zijn echtgenote had gedood en tot tbs was veroordeeld toch kon delen in de erfenis van het slachtoffer. De rechtbank heeft hiermee de letter van de wet strikt toegepast, maar deze uitspraak heeft wel geleid tot Kamervragen. Minister Weerwind heeft vandaag aangekondigd duidelijker in de wet te willen opnemen dat mensen geen financieel voordeel mogen halen uit een misdrijf en komt in dit kader met een wetsvoorstel. Uitspraak De uitspraak die heeft geleid tot dit initiatief betreft een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 januari 2022. Uit die zaak blijkt dat de notaris een verklaring van erfrecht had afgegeven, waarin was bepaald dat de man van de overleden echtgenote op grond van artikel 4:3 lid 1 sub a BW van rechtswege ‘onwaardig’ was om te erven uit de nalatenschap van zijn overleden echtgenote. Artikel 4:3 lid 1 sub a BW bepaalt kort gezegd dat hij die onherroepelijk is veroordeeld ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen, van rechtswege onwaardig is om uit een nalatenschap voordeel te trekken. Dit zou in dit geval betekenen dat de broer van de overledene zou erven. In de procedure die hierop volgde werd eerst vastgesteld dat de strafrechter bewezen had verklaard dat de man zijn echtgenote opzettelijk van het leven heeft beroofd. De man heeft dit ook niet betwist. Hij is evenwel niet strafrechtelijk veroordeeld voor dit strafbare feit. De strafrechter spreekt alleen een veroordeling uit indien hij het te laste gelegde bewezen en strafbaar acht en indien hij de verdachte strafbaar acht. Geoordeeld is dat de man niet strafbaar is, omdat de doodslag hem wegens een ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend. Op grond hiervan is de man ontslagen van alle rechtsvervolging, onder oplegging van de maatregel van tbs. In de procedure stond dus de vraag centraal, of ontslag van alle rechtsvervolging met het opleggen van de maatregel van tbs ook onder het begrip “veroordeling” van artikel 4:3 lid 1 sub a BW valt. De rechtbank meende van niet. De rechtbank gaat niet mee in de stelling dat artikel 4:3 lid 1 sub a BW ruim dient te worden opgevat, onder meer omdat hier (voor dit specifieke geval) in de parlementaire geschiedenis, in de literatuur en in de rechtspraak geen aanknopingspunten voor zijn te vinden. De stelling dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man in de gegeven omstandigheden de rechten uitoefent die hem als erfgenaam toekomen, mocht ook niet baten. De rechtbank kwam op grond hiervan tot het oordeel dat de man niet onwaardig is om te erven van zijn echtgenote die hij om het leven had gebracht. Minister Weerwind Minister Weerwind heeft vandaag laten weten duidelijker in de wet te willen zetten dat mensen geen financieel voordeel mogen halen uit een misdrijf (bron: nos.nl). Dit naar aanleiding van het feit dat Kamerleden Van Nispen (SP) en Ellian (VVD) van mening zijn dat dit indruist tegen het rechtsgevoel en dat dit niet de bedoeling kan zijn. Van Nispen zei hier verder nog over dat de wet op dit punt niet duidelijk is en dat dit kan leiden tot een onwenselijke uitkomst. Ik meen dat de wet hier juist wel duidelijk over is, gelet op het feit dat de wetgever er blijkens de tekst van artikel 4:3 lid 1 BW en blijkens de parlementaire geschiedenis bewust voor heeft gekozen om geen onwaardigheid te laten intreden in het geval dat een strafbaar feit niet aan de dader kan worden toegerekend vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Bovendien heeft de wetgever de bewuste keuze gemaakt voor een onherroepelijke veroordeling. Dat dit een vereiste is, is bij de totstandkoming van het nieuwe erfrecht in 2003 nogmaals benadrukt. Wel kunnen deze Kamerleden in mijn optiek worden gevolgd in hun stelling dat een en ander indruist tegen het rechtsgevoel. Minister Weerwind zegt in zijn reactie te begrijpen dat erven van iemand die je hebt gedood als onbevredigend en onbegrijpelijk wordt ervaren. De Minister heeft aangekondigd de wet, los van de afloop van deze rechtszaak (er loopt immers nog een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland), te gaan aanpassen, zodat dit soort gevallen in de toekomst niet meer kunnen voorkomen. In de eerste helft van volgend jaar wil hij een concept klaar hebben voor een wetsvoorstel. Tot slot Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen, of heeft u vragen over het erfrecht, neem dan contact met op advocaat Philip Vroegrijk: vroegrijk@rassers.nl / 06-25695963.

16 jun. 2022

Uitbreiding dienstverlening Rassers: erfrecht

Rassers constateert een toenemende vraag naar juridische bijstand in erfrechtzaken. Het erfrecht is een complex rechtsgebied en erfrechtconflicten gaan vaak gepaard met gevoeligheden en emoties. Nog lastiger worden de zaken als er ook nog een onderneming in de nalatenschap is verweven. Vanuit deze toenemende vraag naar hulp bij erfrechtconflicten heeft Rassers besloten om ook op het gebied van erfrecht haar cliënten bij te staan.

10 mrt. 2022

Internetconsultatie voor het afschermen van het bezoekadres in het handelsregister van de KVK

Inleiding Enkele weken geleden is een internetconsultatie van start gegaan van de regeling die het mogelijk maakt om bezoekadressen van een onderneming (zoals een ZZP’er) of een rechtspersoon (niet een kapitaalvennootschap zoals een naamloze of besloten vennootschap) af te schermen. In dit artikel wordt kort ingegaan op deze voorgenomen wetgeving en worden enkele tips gegeven voor ondernemers die eventuele veiligheidsrisico’s verwachten. Internetconsultatie Deze voorgenomen wetgeving voorziet in een rechtsgrondslag voor een verzoek aan de Kamer van Koophandel tot het afschermen van het bezoekadres van een onderneming (zoals een ZZP’er) of een rechtspersoon (niet een kapitaalvennootschap zoals een naamloze of besloten vennootschap), een en ander ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De aanleiding hiervoor is de toename van het aantal incidenten van bedreiging en agressie tegen bepaalde beroepsgroepen, zoals journalisten en politici, sinds het begin van de Corona-pandemie. In de toelichting bij deze internetconsultatie wordt in dit kader gesproken over een ‘maatschappelijke verruwing’. Als voorbeeld wordt genoemd de ondernemers die ineens doelwit worden van bedreiging of intimidatie, omdat zij een bepaalde positie hebben ingenomen in het maatschappelijk debat. Sinds 1 januari 2022 schermt de Kamer van Koophandel standaard alle adressen af, die zijn geregistreerd als het woonadres van een natuurlijk persoon. Hiervoor is eerder het Handelsregisterbesluit 2008 aangepast. Deze wijziging van de wet heeft echter geen effect op adressen die zijn ingeschreven als het bezoekadres van een onderneming of rechtspersoon, ook niet als dat adres gelijk is aan het woonadres van de ondernemer. De Kamer van Koophandel kan nu al wel een verzoek tot afscherming van het bezoekadres is behandeling nemen, maar hiervoor bestaat op dit moment geen wettelijke grondslag. De Kamer van Koophandel neemt deze beslissing dan op basis van overwegingen van behoorlijk bestuur, met het oog op de veiligheid van de betrokkenen. De voorgestelde regeling biedt de mogelijkheid om een geregistreerd bezoekadres af te schermen, wanneer een bedreigende situatie dit noodzakelijk maakt. De verzoeker moet aantonen dat sprake is van een dreiging die afscherming van het adres in het handelsregister nodig maakt vanwege de veiligheid van een of meerdere personen. De verzoeker kan dit onder meer doen door bewijs te overleggen in de vorm van bijvoorbeeld een proces-verbaal van aangifte of melding bij de politie. Bij het indienen van het verzoek moet blijken dat de afscherming van het bezoekadres in het handelsregister effectief is, in die zin dat de nodige maatregelen zijn getroffen om gevoelige gegevens af te schermen. Anders gezegd, het af te schermen adres mag niet op allerlei andere plekken vindbaar zijn. De Kamer van Koophandel neemt dit verzoek niet alleen in behandeling wanneer de dreiging zich louter richt tegen de persoon van de verzoeker, maar ook in de situaties waarin de dreiging zich richt tegen een andere betrokkene zoals een partner, ander gezinslid of medebewoner. In de eerste reacties op deze internetconsulatie wordt de kritiek geuit dat pas een verzoek kan worden gedaan, indien sprake is van een bedreigende situatie. In dat geval liggen de gegevens al op straat. Voorgesteld wordt dat altijd een verzoek gedaan zou mogen worden tot afscherming van het bezoekadres, dus ongeacht het bestaan van een bedreigende situatie. Het is afwachten of deze kritiek wordt opgepakt. Tips In de toelichting bij de internetconsultatie worden enkele tips gegeven voor ondernemers die veiligheidsrisico’s voorzien. Zij doen er verstandig aan om bij de oprichting van hun onderneming na te denken over een passende bedrijfsnaam en een passend bezoekadres. Wie zijn eigen persoonsgegevens in zijn bedrijfsnaam opneemt, is meer blootgesteld aan privacy-risico’s dan een ondernemer die een niet tot de persoon herleidbare bedrijfsnaam registreert. Wie zijn woonadres ook als bezoekadres van de onderneming inschrijft, geeft dit woonadres aan de openbaarheid prijs. Kortom, wees alert bij de keuze voor de bedrijfsnaam en het bezoekadres. Ondernemers die door hun beroep blootstaan aan waarschijnlijke dreiging, bijvoorbeeld journalisten, kunnen (als deze voorgenomen wetgeving wordt aangenomen) hun bezoekadres ook preventief in het handelsregister laten afschermen. Voor die afscherming moet het dan wel gaan om een adres dat óók woonadres is en de onderneming mag geen kapitaalvennootschap zijn. De regels voor preventieve afscherming zijn strenger, omdat het hier gaat om een ‘waarschijnlijke dreiging’ en dit minder zwaar weegt dan de publicatieverplichtingen in andere wetten. Beroepsorganisaties vervullen een rol in het beoordelen van de verzoeken; zij maken afspraken met de Kamer van Koophandel over de criteria voor beroepsgerelateerde afscherming.

4 feb. 2022

Checklist voor rechtsgeldige besluitvorming door de algemene vergadering van aandeelhouders

Inleiding In de praktijk komt het regelmatig voor dat besluitvorming in een algemene vergadering van aandeelhouders (“AVA”) achteraf bezien nietig of vernietigbaar blijkt, omdat de regels niet of niet juist in acht zijn genomen. Dit is met name vervelend in het geval van belangrijke en dringende besluiten, zoals bijvoorbeeld het ontslag van een statutair bestuurder. In dit artikel worden enkele tips gegeven om dit te voorkomen. Checklist Bij het voornemen om een AVA bijeen te roepen dienen eerst de statuten van de vennootschap te worden geraadpleegd. Hierin is een soort spoorboekje opgenomen dat dient te worden gevolgd, zowel ten aanzien van de oproeping van de AVA als ten aanzien van de beraadslaging en besluitvorming ter gelegenheid van de AVA zelf. Soms zijn in een eventuele aandeelhoudersovereenkomst ook nog relevante regels opgenomen. Hieronder vindt u de checklist op hoofdlijnen voor het oproepen en houden van een fysieke AVA: • Bevoegdheid tot bijeenroeping AVA: check eerst welk orgaan binnen de vennootschap bevoegd is tot bijeenroeping van de AVA. De wet bepaalt dat die bevoegdheid in principe ligt bij het statutair bestuur of (indien van toepassing) de Raad van Commissarissen (“RvC”). Het is mogelijk om in de statuten te bepalen dat de bevoegdheid tot bijeenroeping ook aan anderen toekomt, zoals bijvoorbeeld aan (individuele) aandeelhouders. Onder bepaalde voorwaarden kunnen aandeelhouders het bijeenroepen van een AVA ook afdwingen via de rechter. Indien bijvoorbeeld het statutair bestuur bevoegd is tot oproeping, dan neemt zij eerst een bijeenroepingsbesluit; • Oproepingsbrief: de oproeping tot de AVA vindt plaats door middel van oproepingsbrieven gericht aan de adressen van de aandeelhouders en eventuele overige vergadergerechtigden, zoals deze zijn vermeld in het aandeelhoudersregister. Tenzij de statuten anders bepalen, kan de oproeping ook digitaal (zoals via e-mail) plaatsvinden, indien de aandeelhouders of andere vergadergerechtigden hiermee instemmen. Een dergelijke bepaling kan in de statuten zijn opgenomen. Let op: ook het statutair bestuur en (indien van toepassing) de RvC moeten tijdig worden opgeroepen voor de AVA, omdat zij een raadgevende stem hebben in de AVA (zie ook hierna); • Inhoud oproeping: naast de vermelding van de locatie, datum en tijdstip van de vergadering, bevat de oproepingsbrief de onderwerpen die ter gelegenheid van de AVA zullen worden behandeld. Let op: over onderwerpen die niet in de oproepingsbrief staan kan in principe tijdens de AVA niet rechtsgeldig worden besloten, tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat toch besluitvorming over dat onderwerp plaatsvindt en de bestuurders en (indien van toepassing) commissarissen voorafgaand aan deze besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen (zie hierna). Het verdient aanbeveling om al in de oproepingsbrief of tijdens de AVA (voorafgaand aan de besluitvorming) een toelichting te geven bij de geagendeerde onderwerpen; • Oproepingstermijn: een voor de rechtsgeldigheid van de besluitvorming belangrijk vereiste is het in acht nemen van de minimale oproepingstermijn. Dat is de termijn die is gelegen tussen de dag van de oproeping en de dag waarop de AVA zal plaatsvinden. Deze termijn in opgenomen in de statuten. Wettelijk gezien mag de oproeping niet later plaatsvinden dan de achtste dag voor die van de vergadering (er moeten dus zeven dagen zitten tussen de dag van de oproeping en de dag van de AVA), tenzij alle vergadergerechtigden ermee hebben ingestemd dat de besluitvorming plaatsvindt en de bestuurders en (indien van toepassing) de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen; • Plaats van de vergadering: de AVA wordt gehouden in de plaats die is genoemd in de statuten of anders in de gemeente waar de vennootschap haar woonplaats (vestigingsplaats) heeft. Het houden van de vergadering in een andere plaats is mogelijk, mits alle vergadergerechtigden hebben ingestemd met de plaats van de vergadering en de bestuurders en (indien van toepassing) de commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen; • Virtuele AVA: op grond van de noodwet genaamd “Tijdelijke wet Covid-19 Justitie en Veiligheid” heeft de wetgever het mogelijk gemaakt om de AVA (onder bepaalde nadere voorwaarden) volledig virtueel te houden. Deze wet bevat haar eigen voorschriften voor de oproeping en bepaalde sancties die normaal gesproken de (rechtsgeldigheid van de) besluitvorming kunnen raken kunnen onder deze wet niet worden ingeroepen. Deze noodwet is voorlopig nog tot 1 september 2023 van kracht; • Raadgevende stem: een ander belangrijk vereiste is dat bestuurders en (indien van toepassing) commissarissen een raadgevende stem hebben en zij dit recht voorafgaand aan de beraadslaging en besluitvorming in de AVA moeten kunnen uitoefenen. Dit is een regel van dwingend recht, zodat hier niet van kan worden afgeweken. De ratio van deze regel is dat bestuurder en commissaris, in het belang van het functioneren van de vennootschap, in de gelegenheid moeten worden gesteld van hun visie te doen blijken en de AVA te adviseren, zodat de aandeelhouders daarmee bij hun beraadslaging en besluitvorming rekening kunnen houden. De agendeerde onderwerpen die ter gelegenheid van de AVA worden behandeld zijn tot dat moment slechts ‘voorgenomen’ besluiten; • Hoorrecht: in het geval van bijvoorbeeld een voorgenomen besluit tot schorsing of ontslag van een statutair bestuurder of commissaris, dient de desbetreffende bestuurder of commissaris voorafgaand aan de beraadslaging en besluitvorming te worden gehoord. Het verschil met de raadgevende stem is dat het bij het hoorrecht gaat om het recht om eerst en vooraf gehoord te worden en zijn of haar mening te kunnen geven over de voorgenomen besluitvorming, welke mening (net als de raadgevende stem) in de beraadslaging en besluitvorming door de aandeelhouders moet worden betrokken; • Stemming ter gelegenheid van de AVA: het wettelijke uitgangspunt is dat alle besluiten waarvoor de wet of statuten geen grotere meerderheid voorschrijven, worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. In de wet of de statuten kunnen dus besluiten zijn genoemd die een grotere meerderheid van stemmen vereisten dan de volstrekte meerderheid van stemmen. Let ook op regels in de statuten voor de wijze van het uitbrengen van de stemmen; • Notulen: in beginsel rust op het bestuur de verplichting om aantekening te maken van de genomen besluiten. De wet kent echter geen verplichting tot het opstellen van notulen van de vergadering, maar wellicht de statuten wel. Het voordeel van goed opgestelde notulen is dat achteraf kan worden bewezen wat precies de beraadslaging en besluitvorming is geweest. Besluit buiten vergadering In plaats van het bijeenroepen van een fysieke AVA is het ook mogelijk om een “besluit buiten vergadering” te nemen. De aandeelhouders houden dan geen fysieke vergadering, maar dan wordt de besluitvorming schriftelijk afgedaan. Het vereiste hiervoor is dat alle vergadergerechtigden met deze wijze van besluitvorming hebben ingestemd, welke instemming (tenzij de statuten anders bepalen) ook digitaal kan plaatsvinden. Bij besluitvorming buiten vergadering worden de stemmen schriftelijk uitgebracht, hetgeen ook digitaal kan, tenzij de statuten anders bepalen. Ook bij deze vorm van besluitvorming geldt het vereiste, dat bestuurders en commissarissen voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen. Sancties Indien een besluit is genomen in strijd met de bepalingen in de wet of in de statuten, dan is dit besluit nietig. Dit besluit is dan niet tot stand gekomen en bestaat niet. Een besluit is vernietigbaar: (i) wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen (denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet in acht nemen van de minimale oproepingstermijn), (ii) wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid op grond van artikel 2:8 BW (bijvoorbeeld bij schending van het hoorrecht van de bestuurder bij een voorgenomen ontslagbesluit) of (iii) wegens strijd met een reglement. Vernietigbaarheid van een besluit betekent dat dit besluit zijn gelding behoudt, tot het moment dat dit besluit desgevraagd door de rechter wordt vernietigd. Tot slot Omdat de situatie, de voorgenomen besluitvorming, de statuten en de aandelenverhoudingen van geval tot geval verschillen, is het verstandig om bij belangrijke besluiten juridisch advies in te winnen. Bij een voorgenomen besluit tot ontslag van een statutair bestuurder bijvoorbeeld gelden ook aanvullende aandachtspunten. Mocht u naar aanleiding van dit artikel vragen hebben of wenst u nader advies over dit onderwerp, neem dan contact op met ondernemingsrechtadvocaat Philip Vroegrijk: vroegrijk@rassers.nl of 06-25695963.

27 jan. 2022

Mogelijk zwaardere eisen in aantocht voor een turboliquidatie

Inleiding In 2021 stopten bijna 133.000 ondernemers met hun bedrijf. De Corona-maatregelen zullen in veel gevallen het laatste zetje hebben gegeven. Een veelgebruikte wijze van liquidatie betreft de turboliquidatie. Dit is kort gezegd een uitschrijving van de vennootschap uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel wegens gebrek aan baten. Deze vorm van liquidatie kan misbruik in de hand werken, zodat de wetgever noodzaak heeft gezien tot een voorontwerp van de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie. In dit artikel wordt hier nader op ingegaan. Turboliquidatie Voordat op deze voorgestelde wetgeving wordt ingegaan, eerst de vraag wat een turboliquidatie precies is. Indien een vennootschap niet langer over baten beschikt kan zij, zelfs indien de vennootschap nog schulden heeft , een turboliquidatie toepassen. Dit werkt vrij eenvoudig: de algemene vergadering neemt een ontbindingsbesluit en vervolgens schrijft het bestuur de vennootschap uit bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel, onder de vermelding op het KVK-formulier dat de vennootschap niet langer over baten beschikt. De vennootschap kan het doorlopen van een vereffening of het aanvragen van het faillissement in dat geval achterwege laten. Vereist is wel dat de vennootschap ten tijde van de ontbinding in het geheel geen baten meer heeft. Indien de vennootschap via een turboliquidatie wordt ontbonden terwijl er nog baten zijn, dan doen zich twee risico’s voor: een onbetaalde schuldeiser zou alsnog het faillissement van de vennootschap kunnen aanvragen of de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk kunnen houden voor diens schade. Voorontwerp wetsvoorstel Het risico dat de wetgever voorziet en dat aanleiding vormt voor deze voorgestelde wetgeving, is een toename van het risico van misbruik van de regeling van de turboliquidatie waarbij schulden worden achtergelaten, omdat het onbetaald laten van schulden te maken kan hebben met onrechtmatig of frauduleus handelen. Volgens de wetgever zouden malafide bestuurders kunnen toewerken naar een situatie waarin baten ontbreken op het moment van ontbinding (lees: het ontvreemden van baten of het wegsluizen van baten naar het buitenland) om te bewerkstelligen dat de vennootschap ophoudt te bestaan, zonder verantwoording te hoeven afleggen. Bovendien kan de bestuurder ongehinderd zijn activiteiten voortzetten in een nieuwe vennootschap. Schuldeisers worden dan geconfronteerd met een schuldenaar die niet meer bestaat. De doelen van deze voorgestelde wetgeving zijn het vergroten van de transparantie van de turboliquidatie, het verbeteren van de rechtsbescherming van schuldeisers en het effectiever bestrijden van misbruik. In een poging deze doelen te halen, kent de voorgestelde wetgeving de navolgende twee hoofdlijnen: • verantwoordings- en bekendmakingsverplichting voor het bestuur: op het bestuur van de vennootschap komt een verplichting te rusten om in het kader van de liquidatie een aantal stukken openbaar te maken als de vennootschap is ontbonden door een ontbindingsbesluit en daarmee is beëindigd wegens het ontbreken van baten. Dit ongeacht of de vennootschap schulden achterlaat of niet. In deze stukken wordt financiële verantwoording afgelegd over de ontbinding van de vennootschap. Het gaat hierbij om: (i) een (slot-)balans en een staat van baten en lasten over het boekjaar waarin de vennootschap is ontbonden, (ii) een schriftelijke toelichting waaruit de oorzaak blijkt van het ontbreken van baten en het bestaan van eventuele schulden, (iii) een slotuitdelingslijst voor zover met de resterende baten schulden zijn voldaan en (iv) jaarrekeningen als daartoe verplichtingen bestaan die nog niet zijn nagekomen. Deze stukken moeten binnen tien werkdagen na de ontbinding van de vennootschap door het bestuur worden gedeponeerd bij het handelsregister van de Kamer van Koophandel en bij eventuele andere registers waar de vennootschap is ingeschreven. Nadat het bestuur deze stukken heeft gedeponeerd, stelt het bestuur eventuele schuldeisers hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte; • bestuursverbod: indien een bestuurder niet voldoet aan de voorgestelde deponeringsverplichting, indien een bestuurder voorafgaand aan de ontbinding zonder baten doelbewust één of meer schuldeisers aanmerkelijk heeft benadeeld of indien een bestuurder herhaaldelijk vennootschappen heeft ontbonden zonder baten met achterlating van schulden, dan kan het Openbaar Ministerie de rechtbank verzoeken om een bestuursverbod aan deze bestuurder op te leggen, tenzij de bestuurder hiervan geen persoonlijk verwijt treft. Een bestuursverbod geldt voor een periode van maximaal vijf jaar en vormt een beletsel voor de uitoefening van een functie als bestuurder of commissaris bij andere vennootschappen. Een benoeming tot bestuurder of commissaris in weerwil van dit verbod is nietig. Deze regeling vindt alleen toepassing indien een vennootschap is ontbonden door een ontbindingsbesluit of door een beschikking van de Kamer van Koophandel en één of meer schuldeisers geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven. Tijdelijkheid en inwerkingtreding De tijdelijkheid van deze voorgestelde wetgeving is gelegen in een voorlopige geldigheidsduur van twee jaar, maar wel met mogelijkheid tot verlenging. Dit is ingegeven door de gedachte dat de verwachting bestaat dat na twee jaar geen sprake meer zal zijn van economische effecten als gevolg van de uitbraak van het COVID-19 virus. Over de inwerkingtreding van deze voorgestelde wetgeving is op dit moment nog niets bekend. Tot die tijd is het nog mogelijk om een turboliquidatie toe te passen zonder de hiervoor genoemde voorwaarden. Afsluiting Heeft u vragen naar aanleiding van dit artikel of heeft u hulp nodig bij een liquidatie van uw vennootschap, neem dan contact op met ondernemingsrechtadvocaat Philip Vroegrijk: vroegrijk@rassers.nl of 06-25695963.

18 jan. 2022

Decharge: wat is het precies en wat zijn de aandachtspunten voor statutair bestuurders en aandeelhouders?

Inleiding In dit artikel staat het begrip decharge centraal. Wat is decharge precies, wanneer kan decharge worden verleend, wat valt hier wel en niet onder, waar biedt decharge nu wel en niet bescherming tegen en wat zijn de aandachtspunten bij decharge voor zowel statutair bestuurders als aandeelhouders? In dit artikel wordt antwoord gegeven op deze vragen. Wat is decharge? Het begrip decharge wordt niet uitgelegd in de wet. Het komt erop neer dat de vennootschap door het verlenen van decharge verklaart, dat zij de statutair bestuurder niet aansprakelijk zal stellen voor eventuele onbehoorlijke taakvervulling. Decharge wordt in beginsel verleend door de algemene vergadering van aandeelhouders. Wanneer kan decharge worden verleend? Decharge kan worden verleend tijdens de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders waarin de jaarstukken worden vastgesteld. Vaststelling van de jaarrekening leidt niet (meer) automatisch tot decharge van de bestuurder voor het desbetreffende boekjaar. Vereist is het opnemen van een apart agendapunt voor deze vergadering en besluitvorming op dit agendapunt. De gedachte hierachter van de wetgever is, dat dit het afleggen van verantwoording door de bestuurder aan de algemene vergadering van aandeelhouders bevordert. Dit is anders indien alle aandeelhouders tevens bestuurder van de vennootschap zijn, in welk geval de ondertekening van de jaarrekening door alle bestuurders (onder nadere voorwaarden) tevens als vaststelling van de jaarrekening geldt, welke vaststelling dan tevens strekt tot kwijting/decharge aan de bestuurder(s). Decharge kan ook tussentijds worden verleend, bijvoorbeeld in het geval de statutair bestuurder lopende het boekjaar wenst af te treden. Dit kan door een besluit buiten vergadering (mits aan de voorwaarden hiervoor wordt voldaan) of door besluitvorming in een fysieke algemene vergadering van aandeelhouders. De decharge heeft in dat geval niet betrekking op het voorafgaande boekjaar, maar op het door de bestuurder tot aan zijn aftreden gevoerde beleid en wordt in de praktijk doorgaans aangeduid als ‘algehele en finale decharge’. Wat valt wel en niet onder decharge? De aan een bestuurder door de algemene vergadering zonder voorbehoud verleende decharge ziet op alle door hem verrichte bestuursactiviteiten gedurende het jaar waar het ter vergadering besproken jaarverslag op ziet, voor zover die activiteiten blijkens de stukken bekend waren bij de algemene vergadering. De decharge strekt zich niet uit tot informatie waarover een individuele aandeelhouder uit andere hoofde de beschikking heeft gekregen of tot gegevens die niet uit de jaarrekening blijken of niet anderszins aan de algemene vergadering van aandeelhouders bekend zijn gemaakt. Een decharge strekt zich dus bijvoorbeeld niet uit tot frauduleuze onttrekkingen of betalingen die door manipulatie van de boeken niet uit de jaarrekening en de verslaglegging kenbaar zijn. Decharge strekt zich ook niet uit tot hetgeen aandeelhouders redelijkerwijs konden weten, dan wel tot hetgeen waar zij (mede gelet op de aan hen verstrekte informatie) bedacht op hadden kunnen zijn. Wanneer biedt decharge bescherming? Decharge beschermt alleen tegen interne aansprakelijkheid jegens de vennootschap en dus niet tegen vorderingen van derden die een bestuurder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk stellen. Decharge beschermt de statutair bestuurder tegen een vordering van de vennootschap jegens de statutair bestuurder gebaseerd op artikel 2:9 BW, zijnde een (schade-)vordering wegens onbehoorlijk bestuur. Dit zou anders kunnen zijn in geval dat een dechargebesluit wordt vernietigd, indien dit in strijd komt met de redelijkheid en de billijkheid. Of een decharge ook bescherming biedt tegen eventuele andere vorderingen van de vennootschap, zoals een vordering gebaseerd op onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), is afhankelijk van de uitleg van het dechargebesluit. Als een decharge algemeen en zonder voorbehoud is geformuleerd, dan ziet zij niet alleen op bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW, maar ook op onrechtmatige daad. De wet maakt wel duidelijk dat een aan de bestuurder verleende decharge niet beschermt tegen een vordering van een curator op grond van onbehoorlijk bestuur op basis van artikel 2:248 BW in het geval van faillissement. Aandachtspunten voor een statutair bestuurder Voor een statutair bestuurder is van belang te realiseren dat geen recht bestaat om decharge verleend te krijgen. Niettemin doet de bestuurder er goed aan om bij iedere oproeping voor de jaarlijkse algemene vergadering het onderwerp decharge (zoals de statuten doorgaans voorschrijven) als agendapunt op te nemen en tevens zou de bestuurder het onderwerp decharge op tafel moeten leggen bij tussentijds aftreden. Bovendien verdient het aanbeveling om de algemene vergadering van aandeelhouders adequaat te informeren, om te voorkomen dat achteraf discussie ontstaat over de reikwijdte van de decharge. Ook doet de bestuurder er verstandig aan de beschikking te houden over notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders waarin de beraadslaging en besluitvorming over de decharge uitdrukkelijk is neergelegd, zodat hij in het voorkomende geval kan bewijzen dat deze decharge aan hem is verleend en dat deze de door hem voorgestane reikwijdte heeft. Aandachtspunten voor aandeelhouders Voor aandeelhouders is van belang om voorafgaand aan het verlenen van decharge aan een statutair bestuurder na te gaan of wellicht aanleiding bestaat om het verlenen van decharge (vooralsnog) te onthouden. Dit geldt met name in een situatie waarin de algemene vergadering van aandeelhouders weet of een vermoeden heeft van bepaalde nadelige gedragingen van de statutair bestuurder, of indien uit de jaarrekening of andere stukken evident bepaalde nadelige handelingen/betalingen zijn af te leiden, met (mogelijke) schade voor de vennootschap tot gevolg. In dat geval kan de keuze worden gemaakt om geen decharge te verlenen, dan wel om het desbetreffende onderwerp buiten de reikwijdte van de decharge te houden en dit vast te laten leggen in de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders. Bovendien bepaalt de tekst van het dechargebesluit de reikwijdte van de decharge, zodat dit ook een aandachtspunt betreft, ook voor de statutair bestuurder. Afsluitend Heeft u naar aanleiding van dit artikel vragen, heeft u advies nodig bij een discussie over decharge of over de vraag of een verleende decharge u als bestuurder wel of niet beschermt? Neem dan contact op met ondernemingsrechtadvocaat Philip Vroegrijk: vroegrijk@rassers.nl of 06-25695963.

7 mei 2021

Praktisch Procederen - Kort geding

In de nieuwe serie “Praktisch Procederen” nemen de procesadvocaten van de sectie ondernemingsrecht van Rassers Advocaten u mee in de wereld van het procesrecht. In de serie gaan we in op belangrijke onderwerpen van het procesrecht en geven we tips voor de praktijk. De tweede blog van onze nieuwe blogreeks gaat over het kort geding. De kortgedingprocedure is een relatief snelle procedure en biedt uitkomst in gevallen waarin niet het resultaat van een langer durende bodemprocedure kan worden afgewacht. In welke situaties kan een kort geding worden gestart, wat zijn de verschillen met de bodemprocedure en wat kun je met een kort geding bereiken? In deze blog gaan wij nader op deze vragen in. Wanneer een kort geding? Een kort geding is bedoeld voor spoedeisende geschillen waarin relatief snel een oplossing nodig is. Voor het starten van een kort geding heeft de eisende partij dan ook een spoedeisend belang nodig. Of een spoedeisend belang aanwezig is, moet worden beoordeeld op basis van een afweging van de belangen van partijen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin een van de partijen zich niet houdt aan een non-concurrentiebeding of het geval waarin een minderheidsaandeelhouder in een vennootschap probeert een verbod te vorderen op de uitvoering van een aandeelhoudersbesluit. Verschillen met een bodemprocedure Een verschil met de bodemprocedure is dat in een kort geding in principe geen ruimte bestaat voor bewijslevering, zoals het horen van getuigen of deskundigenbewijs. Dit omdat een kort geding is bedoeld om een voorlopige beslissing te krijgen vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure. In de bodemprocedure gaat de rechter dieper op de materie in. Hier schuilt ook meteen een risico in, want het kan voorkomen dat een rechter tot het oordeel komt dat de zaak feitelijk en juridisch te complex is voor een kort geding. Omdat het kort geding is bedoeld voor het verkrijgen van een snelle oplossing en omdat geen ruimte bestaat voor bewijslevering, is de doorlooptijd aanzienlijk korter. Waar een bodemprocedure gemiddeld genomen maanden tot jaren kan duren, afhankelijk van de aard en complexiteit van de procedure, kan bij een kort geding veel sneller een vonnis worden gekregen. Gemiddeld genomen duurt een kort geding enkele weken tot enkele maanden. In extreem spoedeisende gevallen zou zelfs binnen enkele uren een (mondeling) oordeel van een rechter kunnen worden verkregen. Een laatste voorbeeld van een verschil met een bodemprocedure gaat over de vraag of u verplicht bent om een advocaat in te schakelen om de procedure te kunnen voeren. In een bodemprocedure moet een partij zich verplicht laten bijstaan door een advocaat, tenzij sprake is van een kantonzaak. Bij een kort geding voor de kantonrechter zijn geen advocaten nodig en bij een kort geding voor de normale civiele rechter heeft alleen de eisende partij een advocaat nodig en de gedaagde partij dus niet, tenzij die gedaagde partij een tegenvordering zou willen indienen. Wat kun je bereiken met een kort geding? Een kort geding is bedoeld om een voorlopige voorziening te verkrijgen. Denk hierbij aan een veroordeling tot een geven, doen of nalaten. Voorbeelden hiervan zijn een vordering tot nakoming van gemaakte afspraken of een gebod of juist verbod om bepaalde handelingen te verrichten (zoals het staken van een inbreuk op een non-concurrentiebeding), zo nodig op straffe van verbeurte van een dwangsom. In kort geding kunnen geen vonnissen worden gewezen op grond waarvan een nieuwe rechtstoestand wordt gecreëerd of opgeheven (bijvoorbeeld de ontbinding of vernietiging van een overeenkomst) of op grond waarvan een nieuwe rechtstoestand wordt vastgesteld (bijvoorbeeld een verklaring voor recht dat een overeenkomst is vernietigd). Het vorderen van betaling van een geldbedrag in kort geding is over het algemeen lastig. Een vordering moet voldoende aannemelijk zijn, dus als de geldvordering inhoudelijk wordt betwist dan leent de vordering zich vaak niet voor kort geding. Verder moet sprake zijn van een spoedeisend belang, waardoor de eiser zal moeten onderbouwen waarom deze niet een bodemprocedure kan afwachten. Dat zou het geval kunnen zijn als de eisende partij zonder het geldbedrag in een financiële noodsituatie terecht komt. Ook geldt als vereiste dat het restitutierisico (het risico dat de eisende partij het op grond van het vonnis ontvangen bedrag na een bodemprocedure niet meer kan terugbetalen) laag moet zijn. Tot slot Met het voorgaande hebben wij enkele belangrijke punten over het kort geding aan de orde willen stellen. Heeft u nu zelf een dagvaarding voor een kort geding ontvangen of denkt u er juist aan om zelf een kort geding te beginnen en/of heeft u naar aanleiding van deze blog nog vragen? Neem dan gerust contact op met een van de procesadvocaten van de sectie ondernemingsrecht

12 jun. 2020

Philip Vroegrijk per 1 juli 2020 benoemd tot partner

Philip Vroegrijk wordt per 1 juli 2020 partner bij Rassers Advocaten. Philip is zijn carrière in 2008 begonnen bij AKD in Breda. Na aldaar vier jaar te hebben gewerkt, is hij overgestapt naar een middelgroot advocatenkantoor. Daar heeft hij enkele jaren gewerkt in de insolventiepraktijk en is zich vervolgens steeds meer gaan bezighouden met het ondernemingsrecht. Philip heeft in dit verband de Grotius-opleiding Vennootschap- en Ondernemingsrecht gevolgd en met succes afgerond. Op 1 januari 2016 heeft hij de overstap naar Rassers Advocaten gemaakt. Philip heeft zich bij Rassers Advocaten verder gespecialiseerd in aandeelhoudersgeschillen, bestuurdersaansprakelijkheid, overnamegeschillen en procedures voor de Ondernemingskamer. In deze praktijk komt zijn insolventieachtergrond en zijn financiële kennis goed van pas. Philip zal de komende jaren gaan werken aan een verdere uitbouw van de litigationpraktijk van Rassers Advocaten. Rassers Advocaten is zeer verheugd met deze benoeming en wenst hem veel succes in zijn nieuwe rol.“

1 mei 2020

Beroep op onvoorziene omstandigheden in verband met coronacrisis afgewezen

In een eerdere blog https://rassers.nl/nl/nieuws/het-corona-virus-enkele-contractuele-aandachtspunten-voor-ondernemers) schreven wij welke contractuele aandachtspunten voor ondernemers gelden in verband met het coronavirus. Wij bespraken dat het virus een grote impact heeft op de economie en dat dit wellicht kan betekenen dat bepaalde verplichtingen uit lopende overeenkomsten niet (tijdig) kunnen worden nagekomen, waardoor mogelijk schade wordt geleden. Wij gaven aan dat er onder deze omstandigheden wellicht een beroep op overmacht of onvoorziene omstandigheden kan worden gedaan. Op dat moment was het nog niet duidelijk of een beroep op onvoorziene omstandigheden specifiek in verband met de coronacrisis kans van slagen had. Inmiddels druppelen de eerste uitspraken hierover binnen. Uitspraak voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam In deze zaak http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:2406 ] draaide het om de vraag of tussen partijen een Transaction Agreement in verband met een overname tot stand was gekomen, en zo niet, of de fee van 30 miljoen euro die in dat geval verschuldigd zou zijn, moest worden gewijzigd of verminderd in verband met de coronacrisis. In dit kader werd ook een beroep op onvoorziene omstandigheden gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat geen Transaction Agreement tot stand was gekomen. Tussen partijen was niet in geschil dat zij overeengekomen waren dat bij het niet-totstandkomen van de Transaction Agreement een fee van 30 miljoen euro verschuldigd was. De gedaagde stelde echter dat deze fee verminderd of gewijzigd diende te worden vanwege de coronacrisis. De voorzieningenrechter volgde dit standpunt niet. De coronacrisis vormt volgens de voorzieningsrechter in geval van een overname weliswaar een onvoorziene omstandigheid, maar niet een onvoorziene omstandigheid op grond waarvan geen ongewijzigde instandhouding van deze overeenkomst mag worden verwacht. De voorzieningenrechter overwoog namelijk dat de fee was bedoeld om partijen aan te sporen tot het aangaan van de transactie en om risico’s tussen hen te verdelen. Indien de fee zou worden verminderd zou dit het makkelijker maken af te zien van de transactie en dit zou het doel van de fee doorkruisen. Als de gevolgen van de coronacrisis uiteindelijk blijken mee te vallen, lijkt de fee van 30 miljoen wellicht hoog, maar de voorzieningenrechter was van mening dat dit hetgeen was wat partijen redelijk vonden. Het beroep op onvoorziene omstandigheden werd aldus afgewezen. Conclusie Partijen zullen bij het aangaan van een overeenkomst in het algemeen geen rekening hebben gehouden met het coronavirus en de ingrijpende gevolgen hiervan. Indien een partij in verband met de coronacrisis grote financiële of operationele problemen ondervindt, kan een beroep op onvoorziene omstandigheden ertoe leiden dat een rechter de overeenkomst zodanig wijzigt dat een risicoverdeling van bijvoorbeeld 50/50 gezien de omstandigheden redelijk is. Uit voorgaande uitspraak volgt dat een beroep op het wijzigen van de overeenkomst op grond van de coronacrisis als onvoorziene omstandigheid in dit specifieke geval echter niet slaagt, nu het doel van de te wijzigen bepaling al een ingrijpendere risicoverdeling inhield. Deze uitspraak betekent echter niet dat dit voor alle gevallen geldt. Er dient altijd naar de specifieke omstandigheden te worden gekeken. Mocht u naar aanleiding van deze blog nog vragen hebben, neem dan contact op met advocaten Philip Vroegrijk of Fleur Konings van onze sectie Ondernemingsrecht.

13 mrt. 2020

Het corona-virus: enkele contractuele aandachtspunten voor ondernemers

De wereldwijde en snelle verspreiding van COVID-19, beter bekend als het coronavirus, levert problemen op voor (internationale) ondernemers. Leveringen uit China en Italië nemen af, voorraden van bepaalde producten beginnen op te raken en inmiddels geldt ook een aangescherpt reisadvies naar Italië. Hierdoor zal ook de goederenstroom van en naar Italië binnenkort worden geraakt. De wereld is in rep en roer. Waar dienen ondernemers, juridisch gezien, rekening mee te houden? Lopende contracten met klanten Het coronavirus heeft inmiddels een grote impact op de wereld door verschillende beperkingen die landen hebben ingevoerd, zo zijn een aantal Chinese fabrieken helemaal gesloten. Ondernemers zien hierdoor hun voorraden slinken of zelfs geheel verdwijnen. Dit kan wellicht problemen opleveren. Niet alleen met de inkoop van producten uit China of andere geraakte landen, maar ook indien dit betekent dat niet meer aan klanten kan worden geleverd en zodoende de verplichtingen uit lopende commerciële overeenkomsten niet (tijdig) kunnen worden nagekomen. Hoe langer de beperkingen zullen duren, hoe schadelijker dit kan zijn. Overmacht In dat geval is het verstandig de lopende contracten na te lopen om te bezien welke partij in dit kader aansprakelijk is. De gevolgen van het corona-virus kunnen wellicht geschaard worden onder het begrip overmacht (force majeure). Wanneer in een contract een deugdelijke regeling voor overmacht is opgenomen, is de ondernemer in het geval van overmacht doorgaans niet aansprakelijk voor de schade bij klanten. Ondernemers hoeven dan de contractuele verplichtingen niet na te komen of kunnen deze opschorten, omdat geen invloed kan worden uitgeoefend op de gebeurtenissen. Of daadwerkelijk sprake is van overmacht, zal echter per geval verschillen. Hierbij dient goed te worden gekeken naar de in het contract gehanteerde definitie van overmacht. Mogelijk worden epidemieën/gezondheid specifiek in de overmachtsclausule in het contract genoemd. In dat geval zouden de gevolgen van het corona-virus hier mogelijk onder kunnen vallen. Het kan ook zijn dat de overmachtsclausule overheidsmaatregelen of ernstige belemmeringen in de infrastructuur noemt. Dit betekent dat ook hiernaar kan worden verwezen indien een ondernemer problemen ondervindt als gevolg van door de overheid opgelegde maatregelen om het corona-virus tegen te gaan. Indien in deze contracten geen overmachtsclausule is opgenomen, dan dient te worden gekeken naar het overeengekomen toepasselijke recht. Aan de hand van dat recht zal de aansprakelijkheid worden bepaald. Dit kan Nederlands recht zijn, maar bijvoorbeeld ook het Chinese recht of het recht van het land waar de klant is gevestigd. Let hier op, er bestaan namelijk grote verschillen in de uitkomst. Naar Nederlands recht is sprake van overmacht indien de niet-nakoming de nalatige partij niet kan worden verweten én indien deze ook niet ‘volgens verkeersopvattingen’ voor haar rekening komt. Wanneer hiervan sprake is, zal per geval verschillen. Gevolgen overmacht Het is gebruikelijk dat als gevolg van overmacht de ondernemer zijn verplichtingen mag opschorten en dat hij daarbij niet aansprakelijk is voor eventuele schade. Het is wel belangrijk om te kijken wat de specifieke clausule hierover zegt. Ook dit kan namelijk per geval verschillen. Zo kan bijvoorbeeld afgesproken zijn dat de contactvoorwaarden opnieuw dienen te worden uitonderhandeld of bestaat misschien een recht om de overeenkomst in zijn geheel te beëindigen. Schadebeperking Indien een ondernemer merkt dat hij zijn verplichtingen niet kan nakomen doordat de productie stil ligt, zal hij zich in ieder geval in moeten spannen de schade bij zijn klanten zoveel mogelijk te beperken. Het is in dat geval verstandig allereerst de klanten te informeren over een aankomende vertraging in de levering en het verdere verloop. Bekijk de mogelijkheden om de verplichtingen uit de overeenkomst op andere manieren na te komen. Wellicht zijn vervangende producten verkrijgbaar, kunnen andere leveranciers worden ingeschakeld of kan de productie van de goederen naar een andere locatie worden verplaatst. Zeker als het virus zich verder verspreidt zullen steeds meer bedrijven uit voorzorg worden gesloten. Het is dus goed om hierop voorbereid te zijn, ook indien op dit moment nog geen problemen bestaan. Contracten met leveranciers Tevens is het verstandig de contracten met de leveranciers te bekijken om te bezien welke voorwaarden van toepassing kunnen zijn. Wellicht bestaat de mogelijkheid om bij een te late levering de order te annuleren, of is een clausule opgenomen om een eventuele vooruitbetaling terug te vorderen. Echter bestaat de kans dat ook de leverancier zich op overmacht kan beroepen, in dat geval kunnen zij niet aansprakelijk zijn voor eventuele geleden schade door de ondernemer. Ga dan na of de schade wellicht verzekerd is. Indien u naar aanleiding van deze blog vragen heeft, of indien u zelf een geschil omtrent een lopend contract heeft, neem dan contact op met Philip Vroegrijk van onze sectie Ondernemingsrecht.

31 jan. 2020

Ondernemingskamer lijkt alvast aansluiting te zoeken bij wetsvoorstel geschillenregeling

Een tijdje terug schreef ik deze blog over een wetsvoorstel dat de uittreding en uitstoting van een aandeelhouder makkelijker maakt. De Ondernemingskamer lijkt hier in een recente uitspraak en in afwachting van implementatie van dit wetsvoorstel alvast aansluiting bij te zoeken. Inleiding Voor geschillen tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap kent de wet een geschillenregeling in artikel 2:343 BW. Op grond van de uittredingsregeling kan een aandeelhouder de rechter verzoeken uit de B.V. te mogen treden en zijn medeaandeelhouders dan wel de vennootschap te verplichten om zijn aandelen over te nemen. Tevens kan men op grond van de uitstotingsregeling de rechter verzoeken een aandeelhouder de vennootschap uit te stoten. De ervaring leert echter dat rechtbanken in het algemeen terughoudend zijn met het toepassen van deze regeling. De gronden waarop uittreding en uitstoting worden toegewezen zijn beperkt en rechtbanken stellen te hoge eisen. Het wetsvoorstel beoogt deze gronden te verruimen. Hierdoor zou het makkelijker moeten worden om als aandeelhouders van elkaar af te komen, door ofwel uittreding ofwel uitstoting. Zo wordt de maatstaf voor uittreding vereenvoudigd door het element ‘redelijkheid en billijkheid’ toe te voegen, waarmee een beknelde minderheidsaandeelhouder sneller een exit kan maken. Door invoering van dit wetsvoorstel wordt de drempel voor een gang naar de rechter lager en hoeven aandeelhouders zo niet langer tot elkaar veroordeeld te zijn. Toepassing in de praktijk De Ondernemingskamer lijkt in haar uitspraak van 24 september 2019 al rekening te houden met deze aankomende versoepeling van de geschillenregeling. Deze zaak ging kort gezegd om een vordering tot uittreding van een aandeelhouder in het kader van de nasleep van een conflictueuze echtscheiding. Volgens de Ondernemingskamer had de nasleep van de echtscheiding een dusdanige weerslag op de wijze van omgang binnen de vennootschap, dat geen sprake meer was van een constructieve samenwerking tussen de man en vrouw als bestuurders van de vennootschap. Dit heeft geleid tot een patstelling nu zij evenveel zeggenschap op bestuursniveau hadden. De man heeft daarbij de vrouw een aantal maal onterecht buiten spel gezet. Volgens de Ondernemingskamer kon van de vrouw niet langer worden gevergd dat zij aandeelhouder van de vennootschap bleef. De vordering werd dus toegewezen en de man diende de aandelen van de vrouw over te nemen. Conclusie In deze toepassing is duidelijk te zien dat de Ondernemingskamer met een redelijk eenvoudige beargumentering oordeelt dat een verdere samenwerking tussen de aandeelhouders niet wenselijk is. Simpel gezegd, er is een overduidelijke patstelling, dus de aandeelhouders dienen niet tot elkaar veroordeeld te blijven. Eerder is in de juridische literatuur al eens geopperd dat een enkele patstelling al voldoende zou moeten zijn voor het kunnen uittreden als aandeelhouder, maar nu wordt dit standpunt ook door deze uitspraak bevestigd. De conclusie dat in zulke situaties een aandeelhouder via de geschillenregeling moet kunnen uittreden, lijkt mij de juiste. De wetgever is nu aan zet. Indien u naar aanleiding van deze blog vragen heeft, of indien u zelf een aandeelhoudersgeschil heeft, neem dan contact op met onze specialist Philip Vroegrijk op 06-25695963 of vroegrijk@rassers.nl.

11 okt. 2019

Wetsvoorstel maakt uittreding en uitstoting van een aandeelhouder makkelijker

Inleiding Indien tussen aandeelhouders van een besloten vennootschap een geschil ontstaat, dan is het zaak om eerst te kijken of onderling tot een oplossing kan worden gekomen of dat een eventuele aandeelhoudersovereenkomst een geschillenregeling bevat. Zo niet, dan kent de wet voor dergelijke geschillen de zogenoemde wettelijke geschillenregeling. Op grond van die regeling kan een aandeelhouder de rechtbank kort gezegd verzoeken om als aandeelhouder te mogen uittreden en zijn medeaandeelhouders dan wel de vennootschap te verplichten om zijn aandelen voor een door een deskundige te bepalen prijs over te nemen of om een aandeelhouder uit de vennootschap te stoten. In de voortgangsbrief modernisering ondernemingsrecht van 20 december 2018 schreef de minister al dat de effectiviteit van de geschillenregeling moet worden verbeterd om uittreding of uitstoting mogelijk te maken. Dit nadat werd geconstateerd dat de ervaring met de geschillenregeling is dat de rechtbanken in het algemeen te terughoudend zijn, zodat uittreding of uitstoting van aandeelhouders niet mogelijk is in de praktijk. Gelukkig wordt aan dit voornemen nu ook uitvoering gegeven door het voorliggende wetsvoorstel, dat in deze blog kort en op hoofdlijnen zal worden besproken.

10 jan. 2019

Effectiviteit wettelijke geschillenregeling wordt mogelijk verbeterd

De wettelijke geschillenregeling biedt een aandeelhouder de mogelijkheid om onder bepaalde omstandigheden uit de vennootschap te treden of een andere aandeelhouder uit te stoten. Deze regeling biedt op papier een uitstekend middel in het geval van een aandeelhoudersgeschil. In de praktijk blijkt echter dat rechtbanken over het algemeen erg terughoudend zijn in de toepassing van de wettelijke geschillenregeling. Uit een brief van Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker, in het kader van de voortgang van de modernisering van het ondernemingsrecht, blijkt dat de Minister van mening is dat de effectiviteit van de geschillenregeling verder kan worden verbeterd.

6 nov. 2018

Advies Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht inzake wetsvoorstel Centraal Aandeelhoudersregister

Op 18 oktober 2018 heeft de Gecombineerde Commissie Vennootschapsrecht van de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (“GCV”) een advies uitgebracht inzake het wetsvoorstel tot instelling van een Centraal Aandeelhoudersregister (“CAHR”). In dit artikel komt het wetsvoorstel kort aan de orde en vervolgens de belangrijkste opmerkingen van de GCV op het wetsvoorstel.

20 apr. 2018

Help, ik wil van mijn medeaandeelhouder af!

Aandeelhouders die vol enthousiasme samen een bedrijf zijn begonnen, kunnen op een punt komen waarop de samenwerking niet meer zo goed loopt. In de meeste gevallen lost dit zich op door onderling overleg, maar soms ontstaat een onwerkbare situatie. In dit artikel ga ik kort in op enkele mogelijkheden die een aandeelhouder ter beschikking staan in een poging om de samenwerking met zijn medeaandeelhouder te beëindigen.