Wel of geen bouwstop voor bestaande en nieuwe projecten door Porthos-uitspraak
Op 2 november 2022 oordeelde de Raad van State in de zogenoemde “Porthos”-uitspraak dat de bouwvrijstelling van de natuurvergunningplicht voor wat betreft stikstof buiten toepassing moet worden gelaten. Achtergrond bouwvrijstelling Op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming (Wnb) is voor projecten, die een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden veroorzaken, een natuurvergunning nodig. Om te voorkomen dat projecten geen doorgang konden vinden, is sinds 1 juli 2021 een bouwvrijstelling opgenomen in artikel 2.9a van de Wb en artikel 2.5 van het Besluit natuurbescherming (Bnb). Projecten konden zodoende met toepassing van deze bouwvrijstelling toch doorgang vinden, ondanks dat sprake was van stikstofdepositie in de bouwfase. Uitspraak van de Raad van State De Raad van State maakt in haar uitspraak korte metten met de bouwvrijstelling. Zij oordeelt onder meer dat de generieke beoordeling die aan de bouwvrijstelling ten grondslag ligt, niet aantoont dat het pakket aan maatregelen waarmee de bouwvrijstelling is onderbouwd voldoende robuust en effectief is. De verhouding tussen de stikstofreductie als gevolg van de maatregelen op Natura 2000-gebieden in relatie tot de stikstofdepositie als gevolg van activiteiten in de bouwfase is onvoldoende concreet komen vast te staan. De gevolgen van de Porthos-uitspraak voor de praktijk Over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State is reeds veel gezegd en geschreven. Hierbij kan globaal een onderscheid worden gemaakt tussen reeds vergunde situaties en nieuwe situaties. Vergunde situaties Op het moment dat een bouwactiviteit van een project al is afgerond, zal de Porthos-uitspraak vermoedelijk geen gevolgen hebben. Wel kan de uitspraak gevolgen hebben voor projecten waarvan de bouwactiviteiten nog niet zijn afgerond. In diverse artikelen en blogs wordt gezegd dat de uitspraak voor onherroepelijk vergunde situaties geen gevolgen heeft. Maar is dat wel zo? Gesteld kan immers worden dat de bouwactiviteiten plaatsvinden zonder de daarvoor vereiste toestemming van het bevoegd gezag. Bij stikstofdepositie in de bouwfase is - achteraf bezien - wel degelijk een vergunning voor de bouwfase vereist. Die vergunningplicht zou mogelijk ondervangen kunnen zijn door de verleende vergunning voor de gebruiksfase. Indien de depositie in de bouwfase kleiner is dan de depositie in de gebruiksfase, zou de vergunning voor de gebruiksfase afdoende kunnen zijn. Is de depositie in de bouwfase echter groter dan in de gebruiksfase, dan zal de vergunning voor de gebruiksfase niet afdoende zijn, en zal alsnog toestemming voor de bouwfase verkregen moeten worden. Dat een onherroepelijk vergunning geen zekerheid biedt, volgt ook uit de Logtsebaan-uitspraak van de Raad van State. Vergunningen op grond van de Wnb kunnen onder voorwaarden immers worden ingetrokken. Het antwoord op de vraag of een onherroepelijke vergunning voldoende zekerheid biedt, zal ongetwijfeld snel volgen. MOB heeft blijkbaar een handhavingsverzoek ingediend tegen de verbouwing/renovatie van het Binnenhof. Nieuwe situaties In het kader van lopende en nieuwe vergunningsaanvragen zal de stikstofdepositie voor de bouwfase én de gebruiksfase beoordeeld moeten worden. Dezelfde regels zijn van toepassing als vóór de invoering van de bouwvrijstelling. Stikstofdepositie van een project zal primair met een voortoets moeten worden beoordeeld, en bij gebleken significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden passend moeten worden beoordeeld. Afhankelijk van de uitkomsten van de passende beoordeling is al dan niet een natuurvergunning voor de bouw- en de gebruiksactiviteit van het project benodigd. Conclusie Het vervallen van de bouwvrijstelling kan voor ieder project andere gevolgen hebben. Dit zal met name afhangen van de fase waarin het project zich bevindt. Indien de bouwfase nog niet is afgerond, verdient het aanbeveling om de depositie in deze fase alsnog te beoordelen. Afhankelijk van de uitkomst hiervan kunnen de risico’s vervolgens worden ingeschat. Leidt de bouwfase niet tot depositie, dan kan probleemloos worden doorgebouwd. Dan is immers geen vergunning benodigd. Is wel sprake van depositie, dan zou de vergunning voor de gebruiksfase afdoende kunnen zijn, indien de depositie in de gebruiksfase groter is dan in de bouwfase. Is die vergunning er niet of is die niet afdoende, dan bestaat er risico op handhaving. Handhaving kan mogelijk leiden tot intrekking van reeds verleende vergunningen, of tot stillegging van de bouwwerkzaamheden. Handhaving kan worden voorkomen door concreet zicht op legalisatie. Daarvoor zal in de regel een ontvankelijke aanvraag moeten worden ingediend en aannemelijk moeten zijn dat de vergunning wordt verleend. Mocht u nader geïnformeerd willen worden over dit onderwerp dan kunt u contact opnemen met Marnix Wolf per e-mail (wolf@rassers.nl) of telefonisch 076-5 136 127, of met Elke Wouters per e-mail (wouters@rassers.nl) of telefonisch 076-5 136 175.