Omgevingswet

5 jan. 2022

Warmtetransitie onder de nieuwe Omgevingswet en de Warmtewet 2

Een van de doelstellingen van het Klimaatakkoord houdt in dat in 2050 in totaal 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af moeten zijn. De nieuwe Omgevingswet en de nieuwe Wet collectieve warmtesystemen (hierna: Warmtewet 2) hebben een cruciale rol bij het behalen van deze doelstelling. In deze blog wordt uiteengezet welke rol bedrijven in dat kader kunnen vervullen.

4 jan. 2022

De Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering onder de Omgevingswet

Een onderdeel van de nieuwe Omgevingswet is de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering (Wsn) en het bijbehorende Besluit Stikstofreductie en Natuurverbetering (Bsn). Deze regelgeving moet zorgen voor een structurele aanpak van de Nederlandse stikstofproblematiek waarbij onder meer aandacht wordt gegeven aan het verduurzamen van bouwactiviteiten.

3 jan. 2022

Het aanvragen van een omgevingsvergunning onder de Omgevingswet

Voorbereidingsprocedures - Beslistermijnen - Inwerkingtreding De inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 juli 2022 gaat gepaard met een aantal procedurele veranderingen. In deze blog wordt uiteengezet met welke procedurele veranderingen men rekening moet houden bij het aanvragen van een omgevingsvergunning. Welke voorbereidingsprocedure is van toepassing? Welke beslistermijnen gelden er en wanneer treedt een omgevingsvergunning in werking? Hieronder wordt een antwoord gegeven op deze vragen en worden op hoofdlijnen enkele procedurele veranderingen uiteengezet. Welke voorbereidingsprocedure is van toepassing? De hoofdregel is dat op een aanvraag om een omgevingsvergunning de reguliere procedure van toepassing is (artikel 16.62 van de Omgevingswet). De uitgebreide voorbereidingsprocedure is van toepassing in vier gevallen: - Als het gaat om een omgevingsvergunning waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt (artikel 16.50 van de Omgevingswet). In welke gevallen voor een omgevingsvergunning een milieueffectrapport verplicht is, staat aangegeven in Bijlage V van het Omgevingsbesluit. - Wanneer dat bij AMvB is bepaald (artikel 16.65, eerste lid, sub a, van de Omgevingswet). Dit is onder meer het geval bij activiteiten met belangrijke gevolgen voor de fysieke leefomgeving. Zo is bijvoorbeeld op een omgevingsvergunning voor het wijzigen van een rijksmonument met een adviesverplichting de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing (artikel 10.24, eerste lid, sub a, van het Omgevingsbesluit). - Op verzoek of met instemming van de aanvrager (artikel 16.65, eerste lid, sub b, van de Omgevingswet). - Daarnaast kan de uitgebreide voorbereidingsprocedure door het bevoegd gezag van toepassing worden verklaard op de aanvraag om een omgevingsvergunning in afwijking van het Omgevingsplan die (mogelijk) aanzienlijke gevolgen heeft voor de fysieke leefomgeving of waartegen naar verwachting verschillende belanghebbenden bedenkingen zullen hebben (artikel 16.65, vierde lid, van de Omgevingswet). Voordat deze procedure van toepassing wordt verklaard, dient de aanvrager in de gelegenheid te worden gesteld hierover een zienswijze in te dienen (artikel 16.65, vijfde lid, van de Omgevingswet). Welke voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd is onder de Omgevingswet dus niet meer afhankelijk van de soort activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd. Het bevoegd gezag heeft straks de bevoegdheid om in bepaalde gevallen de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing te verklaren. Omdat de uitgebreide voorbereidingsprocedure voor grote procedurele verschillen zorgt ten opzichte van de reguliere procedure, is het verstandig om hier op voorhand op bedacht te zijn. Hieronder worden enkele kenmerken van de reguliere en de uitgebreide voorbereidingsprocedure toegelicht. Reguliere voorbereidingsprocedure De beslistermijn bij de reguliere voorbereidingsprocedure bedraagt acht weken. In sommige gevallen is op het verlenen van een omgevingsvergunning een adviesrecht van toepassing (artikel 16.15 van de Omgevingswet). Dit heeft geen invloed op beslistermijn. Indien voor het verlenen van de betreffende omgevingsvergunning vereist is dat het adviesorgaan instemt met vergunningverlening (artikel 16.16 van de Omgevingswet) dan heeft dit wel invloed. De beslistermijn bedraagt in dat geval twaalf weken (artikel 16.64, eerste lid, van de Omgevingswet). Daarnaast kan de beslistermijn eenmalig worden verlengd met 6 weken (artikel 16.64, tweede lid, van de Omgevingswet). Een omgevingsvergunning voorbereid met de reguliere procedure treedt in werking de dag nadat deze bekend is gemaakt (artikel 16.79, eerste lid, sub a, van de Omgevingswet). Uitgebreide voorbereidingsprocedure Wanneer de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, dient binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit te zijn genomen (artikel 3:18 van de Awb). Deze termijn kan met zes weken worden verlengd wanneer het gaat om een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp (artikel 16.66, derde lid, van de Omgevingswet jo. artikel 3:18, tweede lid, van de Algemene Wet bestuursrecht). Wanneer een adviesrecht of instemmingsrecht van toepassing is op de aanvraag om een omgevingsvergunning voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure, heeft dit geen invloed op de beslistermijnen. Een omgevingsvergunning voorbereid met de uitgebreide procedure treedt in werking de dag nadat deze ter inzage is gelegd (artikel 16.79, eerste lid, sub b, van de Omgevingswet). Wanneer een aanvraag wordt voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure neemt het verkrijgen van de omgevingsvergunning veel meer tijd in beslag dan bij de reguliere procedure het geval is. Dit kan onwenselijk zijn. De situatie kan zich voordoen waarbij op een bepaalde aanvraag onder het huidige stelsel de reguliere procedure van toepassing is, maar straks onder de Omgevingswet op een soortgelijke aanvraag de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing wordt verklaard. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een omgevingsvergunning voor de realisatie van een nieuw appartementencomplex dat past binnen de ter plaatse geldende planologische regelgeving, maar waartegen waarschijnlijk veel omwonenden zullen opkomen. Om die reden kan het in sommige gevallen verstandig zijn om nog vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een omgevingsvergunning aan te vragen.

2 jan. 2021

Externe veiligheid onder de Omgevingswet

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk of lpg. Het gaat om de relatie tussen de risicovolle activiteit en haar omgeving. De maatschappelijke doelen van de Omgevingswet zijn het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Daarvan maakt onderdeel uit dat een veilige en gezonde fysieke leefomgeving moet worden bereikt en in stand gehouden. De overheid kan de kerninstrumenten inzetten om te voorzien in een bepaald beschermingsniveau. In deze blog zal kort worden ingegaan op de wijze waarop externe veiligheidsregels door de raad in het omgevingsplan worden opgenomen. De wet- en regelgeving omtrent externe veiligheid is onder het huidig recht zeer versnipperd. De Omgevingswet integreert een aantal belangrijke besluiten, waaronder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit en regeling risico's zware ongevallen (Brzo). De algemene regels van het Rijk op het gebied van externe veiligheid zijn onder het regime van de Omgevingswet opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). In het Bkl zijn instructieregels opgenomen met daarin minimumregels waar de gemeenteraad aan moet voldoen bij de vaststelling van het omgevingsplan. Bij het vaststellen van het Omgevingsplan zal de gemeenteraad ervoor moeten zorgen dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit houdt in dat in voldoende mate rekening wordt gehouden met het belang van een veilige leefomgeving. Bij het vaststellen van het omgevingsplan dient de gemeenteraad de grens- en standaardwaarden in acht te nemen voor het plaatsgebonden risico. Met het plaatsgebonden risico wordt gedoeld op de kans dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In artikel 5.3 van het Bkl wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën te beschermen gebouwen en locaties: - Zeer kwetsbare gebouwen; - Kwetsbare gebouwen en locaties; - Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties; In bijlage VI van het Bkl staat opgesomd welke gebouwen en locaties onder voorgenoemde categorieën vallen. Het Bkl introduceert ten opzichte van het huidige recht de categorie "zeer kwetsbare gebouwen". Onder "zeer kwetsbare gebouwen" valt bijvoorbeeld te denken aan ziekenhuizen en basisscholen. Dit zijn gebouwen waar mensen komen die niet of slecht zelfredzaam zijn. De "zeer kwetsbare gebouwen" worden onder het huidige recht aanmerkt als "kwetsbare objecten". Net als onder het Bevi, is het bevoegd gezag vrij om een gebouw of locatie een hoger beschermingsniveau te bieden. Het bevoegd gezag kan bijvoorbeeld een kwetsbaar gebouw aanmerken als een zeer kwetsbaar gebouw. Naast de regels over het plaatsgebonden risico, dient de gemeenteraad bij het vaststellen van het omgevingsplan rekening te houden met het groepsrisico. Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Het groepsrisico wordt in het omgevingsplan vormgegeven door middel van aandachtsgebieden. Er zijn drie soorten aandachtsgebieden, namelijk voor brand, gif en explosie. Het bevoegd gezag kan in een omgevingsplan een locatie waar een brand- of explosieaandachtsgebied geldt, aanwijzen als een brand- of explosievoorschriftengebied. Binnen de voorschriftengebieden gelden dan bouwvoorschriften voor bijvoorbeeld nieuwe woningen. Het gaat daarbij om bouweisen die extra beschermen tegen de gevolgen van een van buiten komende brand of explosie. Het aanwijzen van een voorschriftengebied is verplicht als op die locatie ook zeer kwetsbare gebouwen (zoals ziekenhuizen en kinderdagverblijven) zijn toegelaten. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Het is afwachten of overheden hierin slagen. Voor bedrijven en particulieren is het zaak bij de vaststelling van een omgevingsplan alert te zijn en te bezien of voldoende rekening wordt gehouden met hun belangen. Indien u nader geïnformeerd wilt worden over de Omgevingswet kunt u contact opnemen met de advocaten van de sectie Bouwrecht en Bestuursrecht, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121.

1 jan. 2021

Het bevoegd gezag onder de Omgevingswet

Hoewel vanuit de praktijk de oproep klinkt om de inwerkingtreding van de Omgevingswet uit te stellen , staat de inwerkingtreding van de Omgevingswet vooralsnog gepland voor 1 juli 2022. Om goed voorbereid te zijn, wordt in deze blog besproken hoe de rol van het bevoegd gezag onder de Omgevingswet precies eruit komt te zien.