In het Omgevingsplan, een van de kerninstrumenten van de Omgevingswet, formuleert een gemeente ingevolge artikel 2.4 van de Omgevingswet alle regels over de fysieke leefomgeving binnen haar grondgebied. In vergelijking met de periode voor de Omgevingswet is de grootste verandering dat er per gemeente nu één Omgevingsplan komt met een brede reikwijdte. Er is sprake van een dynamisch plan dat gaandeweg wordt aangepast, de actualiseringsplicht komt te vervallen. Het Omgevingsplan komt in de plaats van onder andere het bestemmingsplan, de beheersverordening en de exploitatieplannen. Daarnaast wordt een gedeelte van de regelgeving uit de huidige gemeentelijke verordeningen, zoals de Afvalstoffenverordening en de Algemene plaatselijke verordening, overgeheveld. Het Omgevingsplan bevat straks veel uiteenlopende regels. Een gemeente wijst functies toe aan locaties, stelt gebods- en verbodsbepalingen op en wijst activiteiten aan waarvoor een vergunning- of meldplicht geldt.
In deze blog zal een kort overzicht worden gegeven van de belangrijkste elementen die ieder Omgevingsplan straks bevat. Aan de hand van voorbeelden wordt bekeken wat dit voor ondernemers in de fysieke leefomgeving precies kan betekenen.
Ten eerste dient een gemeente ingevolge artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het Omgevingsplan te zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De gemeente kan de regels specificeren voor verschillende delen van het grondgebied. Ook kan de gemeente functies of kenmerken van locaties of gebieden aanwijzen. Aan deze aanwijzing kan de gemeente regels koppelen voor het gebruik van die locatie of dat gebied. Dit betekent bijvoorbeeld voor een hoteleigenaar met uitbreidingsplannen voor een café op het naastliggende perceel dat hij in het Omgevingsplan moet kijken welke functieaanduiding de grond van dit perceel heeft. Met een functieaanduiding wordt aangegeven welke activiteiten zijn voorzien op een bepaalde locatie. De grond van een perceel kan bijvoorbeeld zijn aangewezen voor wonen, detailhandel, bedrijven, verkeer of natuur. De gemeente heeft veel vrijheid om bij iedere functie activiteiten aan te wijzen die zijn toegestaan en waarvoor een vergunning- of meldplicht geldt.
Voor de hoteleigenaar uit ons voorbeeld zal waarschijnlijk de functieaanduiding ‘horeca’ de meeste mogelijkheden bieden. Stel dat de gemeente een café bij de functie horeca heeft toegestaan en hiervoor een vergunningplicht heeft ingesteld, dan zal een omgevingsplantoets moeten plaatsvinden. Indien het beoogde café voldoet aan de beoordelingsregels uit het Omgevingsplan dan moet een vergunning worden verleend en spreken we van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit. Het kan natuurlijk voorkomen dat het onze ondernemer niet voor de wind gaat en dat het beoogde café in strijd is met de functieaanduiding op het perceel of de beoordelingsregels uit het Omgevingsplan. In dat geval moet de gemeente aan de hand van de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving bekijken of een vergunning kan worden verleend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Zo kan ingevolge artikel 8.0a, tweede lid van het Besluit kwaliteit leefomgeving een dergelijke vergunning alleen worden verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies.
Indien het voornemen bestaat om een café te bouwen met twee verdiepingen kan de ondernemer te maken krijgen met regels over de niet-technische aspecten van bouwwerken. Deze regels omvatten onder andere de bouwhoogte, het maximale bebouwingsoppervlak en het uiterlijk van bouwwerken. Voor specifieke activiteiten die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving kunnen op grond van artikel 4.1, eerste lid, van de Omgevingswet ook regels worden opgesteld. Een gemeente kan bijvoorbeeld de regel opnemen dat alle cafés in haar grondgebied na twee uur ’s nachts geen muziek meer mogen draaien om geluidsoverlast tegen te gaan.
In een Omgevingsplan moet een gemeente ook rekening houden met instructieregels uit hogere regelgeving. Zo blijkt uit artikel 5.165 van het Besluit kwaliteit leefomgeving dat in een Omgevingsplan de lozing van frituurvet door horecavoorzieningen alleen kan worden toegestaan indien aan alle voorwaarden hiervoor is voldaan. Een gemeente heeft zelf de vrijheid om hier invulling aan te geven. Zo kan een verplichting worden opgenomen voor iedere horecavoorziening om een olie- en vetafscheider te gebruiken. Om ervoor te zorgen dat een gemeente op lokaal niveau zoveel mogelijk maatwerk kan leveren, bestaat op grond van artikel 2.12 van het Besluit activiteiten leefomgeving ook de mogelijkheid om in daarvoor geschikte gevallen van deze instructieregel af te wijken.
Ingevolge artikel 2.11 van de Omgevingswet kan een gemeente in het Omgevingsplan een omgevingswaarde vaststellen als het Rijk of de Provincie hier nog niets over heeft geregeld. Een voorbeeld hiervan is het milieuaspect geur. Op grond van artikel 5.92 van het Besluit kwaliteit leefomgeving moet in een Omgevingsplan rekening worden gehouden met de geur door activiteiten op geurgevoelige gebouwen, maar hierbij zijn geen normen gegeven. Omdat de passende geurkwaliteit afhangt van het type omgeving, krijgen gemeenten onder de Omgevingswet de mogelijkheid om hier zelf omgevingswaarden voor op te stellen. De gemeente kan bijvoorbeeld een bepaalde maximale geuremissie vaststellen voor een stukje landelijk gebied en een andere maximale geuremissie voor in een woonwijk. Afhankelijk van de locatie van ons beoogde café, moet de ondernemer zich aan de opgelegde omgevingswaarde houden. Indien de vastgestelde omgevingswaarde wordt overschreden of dreigt te worden overschreden, dient de gemeente ingevolge artikel 3.10 van de Omgevingswet een Programma op te stellen. In een Programma neemt een gemeente zelfbindende maatregelen op om zo aan de omgevingswaarde te voldoen.
Tot slot is ingevolge artikel 16.30 van de Omgevingswet op de voorbereiding van (wijziging van) een Omgevingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Dit betekent dat een Omgevingsplan moet worden voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De gemeente maakt in het Gemeenteblad bekend dat een ontwerpversie van het Omgevingsplan is gemaakt en op welke manier belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding (participatie). Tegen de ontwerpversie kan iedereen zienswijzen indienen. Als het Omgevingsplan is vastgesteld kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien u nader geïnformeerd wilt worden over het Omgevingsplan of andere aspecten van de Omgevingswet kunt u contact opnemen met de advocaten van de Sectie Bouw en Overheid, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121).