Onze updates -

Nieuws algemeen

  • 164 resultaten
  • Reset filters
17 mrt. 2022

Hoogste bestuursrechter acht (deel) TVL-regeling in strijd met het evenredigheidsbeginsel

Deze week, op 15 maart 2022, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een belangrijke uitspraak gewezen, die een hoop stof zal doen opwaaien. Kort gezegd overweegt het CBb dat artikel 2.1.1, tweede lid, onder d, van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL-regeling) buiten toepassing moet worden gelaten en dat een TVL-subsidie op grond van die bepaling niet mag worden afgewezen. Dit betekent concreet dat voor de periode Q4 2020 niet aan ondernemers kan worden tegengeworpen dat zij niet met de juiste Sbi-code stonden ingeschreven in het handelsregister. Het CBb acht het in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb (het evenredigheidsbeginsel) dat de TVL-regeling voor de periode Q4 2020 is vastgesteld zonder te voorzien in een oplossing voor ondernemers die op 15 maart 2020 niet met de juiste Sbi-code stonden ingeschreven. Het CBb overwoog eerder in procedures over de Sbi-problematiek nog dat de (oude) TVL-regeling geen ruimte biedt om rekening te houden met de feitelijke bedrijfsactiviteiten. Nu lijkt sprake te zijn van een kentering in deze jurisprudentie. Het CBb is van oordeel dat bij de totstandkoming van deze TVL-regeling geen sprake meer was van een tijdelijke situatie of van noodmaatregelen. Voorheen stond het belang van de uitvoerbaarheid en het snel kunnen uitbetalen van de subsidie nog voorop, maar in de loop van de tijd zijn de belangen van ondernemers die – door de Sbi-problematiek – niet in aanmerking kwamen voor een TVL-subsidie, zwaarder gaan wegen. Daarbij neemt het CBb in aanmerking dat de lasten voor deze ondernemers steeds groter werden en het perspectief van volledige heropening van hun ondernemingen door de opvolgende lockdowns steeds verder in de toekomst kwam te liggen. Hier heeft de regelgever ten onrechte onvoldoende rekening mee gehouden. Deze uitspraak is goed nieuws voor ondernemers die voor de periode Q4 2020 geen subsidie toegekend hebben gekregen door deze Sbi-problematiek. Let op, daarbij is het wel van belang dat tijdig is opgekomen tegen de afwijzing om de TVL-subsidie. In het geval dat geen aanvraag is ingediend of de afwijzing onherroepelijk is geworden, heeft de ondernemer geen mogelijkheid meer om hiertegen op te komen. Tot slot is het interessant wat deze uitspraak gaat betekenen voor ondernemers die door andere leemtes in de TVL-regeling buiten de boot vallen voor een TVL-subsidie. Zo bestaat onder andere veel discussie over de referentieproblematiek. De referentieproblematiek zorgt voor veel ondernemers dat zij niet in aanmerking komen voor een TVL-subsidie, terwijl zij wel hard zijn getroffen door de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Eerder overwoog het CBb nog, met betrekking tot deze referentieproblematiek, dat het een uitdrukkelijke keuze van de regelgever is geweest om geen hardheidsclausule in de (oude) TVL-regeling op te nemen. De uitspraak d.d. 15 maart 2022 lijkt nu toch mogelijkheden te geven om ook in die gevallen een beroep op het evenredigheidsbeginsel te doen. Indien u benieuwd bent wat deze uitspraak voor u kan betekenen of wanneer u nader geïnformeerd wil worden over de mogelijkheden van TVL-regeling, kunt u contact opnemen met een van onze advocaten van de Sectie Bouw en Overheid, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121).

11 mrt. 2022

Van Wob naar Woo: de openbaarmakingsplicht

De Woo kent net als de Wob zowel een actieve openbaarmakingsplicht als een passieve openbaarmakingsplicht. Onder de Wob ligt daarbij de focus op de passieve openbaarmakingsplicht. Het initiatief van de openbaarmaking ligt daarbij bij de verzoeker. De Woo brengt hierin verandering. Ook de actieve openbaarmaking van informatie is een speerpunt. Actieve openbaarmakingsplicht De actieve openbaarmakingsplicht voor bestuursorganen is in de Woo uitgebreider ten opzichte van de Wob. De Wob kent juist aan bestuursorganen een grote mate van vrijheid toe om naar eigen inzicht documenten openbaar te maken (actieve openbaarheid). In artikel 3.3 van de Woo is een uitputtende lijst opgenomen met documenten die bestuursorganen uit eigen beweging openbaar moeten maken. Het gaat hier bijvoorbeeld om informatie over de organisatie en werkwijze van het bestuursorgaan, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen. Openbaarmaking moet zo spoedig mogelijk geschieden, doch uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst van de informatie. Dit betekent dat bedrijven en particulieren zich ervan bewust moeten zijn dat informatie die zij verstrekken aan de overheid op zeer korte termijn openbaar kan worden. Nieuw onder de Woo is ook dat ontwerpen van besluiten waarover extern advies is gevraagd ook actief openbaar moeten worden gemaakt, inclusief de daarbij behorende adviesaanvraag. Belangrijk te vermelden is dat aan artikel 3.3 van de Woo geen terugwerkende kracht toekomt. Dit betekent dat geen openbaarmakingsplicht geldt ten aanzien van documenten die zijn opgesteld of ontvangen vóór inwerkingtreding van de openbaarmakingsplicht uit de Woo. De specificatie van de actieve openbaarmakingsplicht zou een cultuurverandering bij bestuursorganen met zich moeten brengen. In plaats van op verzoek, zouden bestuursorganen onder de Woo eerder uit zichzelf informatie openbaar moeten maken. Deze informatie moet ook bereikbaar zijn voor een ieder. Op grond van artikel 3.3b Woo dienen alle documenten die onder de actieve openbaarmakingsplicht vallen via een digitaal platform (PLOOI) toegankelijk te worden gemaakt. PLOOI is een platform voor open overheidsinformatie, waar alle overheidsinformatie vindbaar moet zijn. Passieve openbaarmakingsplicht Onder de Woo blijft het mogelijk om bij het bestuursorgaan een verzoek in te dienen om informatie openbaar te maken. De Woo kent geen veranderingen ten aanzien van de indieningsvereisten van een verzoek om openbaarmaking. Eenieder kan een verzoek indienen bij een bestuursorgaan om informatie openbaar te maken. Daarbij hoeft de verzoeker geen belang te motiveren waarom hij de informatie wenst te ontvangen. Het verzoek om informatie te openbaren, kan zowel schriftelijk als elektronisch worden ingediend (artikel 4.1, tweede lid, van de Woo). Onder de Woo zijn de procedurele verschillen tussen verzoeken omtrent milieu-informatie en andere informatie opgeheven. De termijn om te reageren op een verzoek om milieu-informatie is nu gelijk aan de termijn voor een ander informatieverzoek (vier weken). Voorts dient het bestuursorgaan onder de Woo bij ieder openbaarmakingsverzoek informatie te verstrekken over de wijze waarop de informatie tot is gekomen. Deze verplichting gold onder de Wob uitsluitend voor het verstrekken van bepaalde milieu-informatie. Voor de passieve openbaarmakingsplicht kent de Woo geen overgangsrecht. De regels over de passieve openbaarmakingsplicht treden direct in werking.

10 mrt. 2022

Internetconsultatie voor het afschermen van het bezoekadres in het handelsregister van de KVK

Inleiding Enkele weken geleden is een internetconsultatie van start gegaan van de regeling die het mogelijk maakt om bezoekadressen van een onderneming (zoals een ZZP’er) of een rechtspersoon (niet een kapitaalvennootschap zoals een naamloze of besloten vennootschap) af te schermen. In dit artikel wordt kort ingegaan op deze voorgenomen wetgeving en worden enkele tips gegeven voor ondernemers die eventuele veiligheidsrisico’s verwachten. Internetconsultatie Deze voorgenomen wetgeving voorziet in een rechtsgrondslag voor een verzoek aan de Kamer van Koophandel tot het afschermen van het bezoekadres van een onderneming (zoals een ZZP’er) of een rechtspersoon (niet een kapitaalvennootschap zoals een naamloze of besloten vennootschap), een en ander ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De aanleiding hiervoor is de toename van het aantal incidenten van bedreiging en agressie tegen bepaalde beroepsgroepen, zoals journalisten en politici, sinds het begin van de Corona-pandemie. In de toelichting bij deze internetconsultatie wordt in dit kader gesproken over een ‘maatschappelijke verruwing’. Als voorbeeld wordt genoemd de ondernemers die ineens doelwit worden van bedreiging of intimidatie, omdat zij een bepaalde positie hebben ingenomen in het maatschappelijk debat. Sinds 1 januari 2022 schermt de Kamer van Koophandel standaard alle adressen af, die zijn geregistreerd als het woonadres van een natuurlijk persoon. Hiervoor is eerder het Handelsregisterbesluit 2008 aangepast. Deze wijziging van de wet heeft echter geen effect op adressen die zijn ingeschreven als het bezoekadres van een onderneming of rechtspersoon, ook niet als dat adres gelijk is aan het woonadres van de ondernemer. De Kamer van Koophandel kan nu al wel een verzoek tot afscherming van het bezoekadres is behandeling nemen, maar hiervoor bestaat op dit moment geen wettelijke grondslag. De Kamer van Koophandel neemt deze beslissing dan op basis van overwegingen van behoorlijk bestuur, met het oog op de veiligheid van de betrokkenen. De voorgestelde regeling biedt de mogelijkheid om een geregistreerd bezoekadres af te schermen, wanneer een bedreigende situatie dit noodzakelijk maakt. De verzoeker moet aantonen dat sprake is van een dreiging die afscherming van het adres in het handelsregister nodig maakt vanwege de veiligheid van een of meerdere personen. De verzoeker kan dit onder meer doen door bewijs te overleggen in de vorm van bijvoorbeeld een proces-verbaal van aangifte of melding bij de politie. Bij het indienen van het verzoek moet blijken dat de afscherming van het bezoekadres in het handelsregister effectief is, in die zin dat de nodige maatregelen zijn getroffen om gevoelige gegevens af te schermen. Anders gezegd, het af te schermen adres mag niet op allerlei andere plekken vindbaar zijn. De Kamer van Koophandel neemt dit verzoek niet alleen in behandeling wanneer de dreiging zich louter richt tegen de persoon van de verzoeker, maar ook in de situaties waarin de dreiging zich richt tegen een andere betrokkene zoals een partner, ander gezinslid of medebewoner. In de eerste reacties op deze internetconsulatie wordt de kritiek geuit dat pas een verzoek kan worden gedaan, indien sprake is van een bedreigende situatie. In dat geval liggen de gegevens al op straat. Voorgesteld wordt dat altijd een verzoek gedaan zou mogen worden tot afscherming van het bezoekadres, dus ongeacht het bestaan van een bedreigende situatie. Het is afwachten of deze kritiek wordt opgepakt. Tips In de toelichting bij de internetconsultatie worden enkele tips gegeven voor ondernemers die veiligheidsrisico’s voorzien. Zij doen er verstandig aan om bij de oprichting van hun onderneming na te denken over een passende bedrijfsnaam en een passend bezoekadres. Wie zijn eigen persoonsgegevens in zijn bedrijfsnaam opneemt, is meer blootgesteld aan privacy-risico’s dan een ondernemer die een niet tot de persoon herleidbare bedrijfsnaam registreert. Wie zijn woonadres ook als bezoekadres van de onderneming inschrijft, geeft dit woonadres aan de openbaarheid prijs. Kortom, wees alert bij de keuze voor de bedrijfsnaam en het bezoekadres. Ondernemers die door hun beroep blootstaan aan waarschijnlijke dreiging, bijvoorbeeld journalisten, kunnen (als deze voorgenomen wetgeving wordt aangenomen) hun bezoekadres ook preventief in het handelsregister laten afschermen. Voor die afscherming moet het dan wel gaan om een adres dat óók woonadres is en de onderneming mag geen kapitaalvennootschap zijn. De regels voor preventieve afscherming zijn strenger, omdat het hier gaat om een ‘waarschijnlijke dreiging’ en dit minder zwaar weegt dan de publicatieverplichtingen in andere wetten. Beroepsorganisaties vervullen een rol in het beoordelen van de verzoeken; zij maken afspraken met de Kamer van Koophandel over de criteria voor beroepsgerelateerde afscherming.

25 feb. 2022

Van Wob naar Woo: Inleiding

Op 1 mei 2022 treedt de “Wet open overheid” (Woo) in werking en wordt de “Wet openbaarheid van bestuur” (Wob) ingetrokken. Met inwerkingtreding van de Woo maakt het huidige principe van de Wob “openbaar, tenzij” plaats voor het principe “actief openbaar, tenzij”. Omdat de Woo verschillende vragen oproept in het kader van informatieverschaffing, informeren wij u in aanloop naar de inwerkingtreding van de nieuwe wet in een korte blogreeks over de belangrijkste wijzigingen in de Woo ten opzichte van de Wob. Daarbij gaan wij onder andere in op de passieve en actieve openbaarmakingsplicht en de verhouding van de Woo met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Ook komen processuele aspecten van de Woo aan de orde. Doel en reikwijdte van de Woo De Wob had van oorsprong als doel de burger in de gelegenheid te stellen de bestuurlijke besluitvormingsprocessen in het heden en verleden te doorzien. Sinds de inwerkingtreding van de Wob in de jaren ’80 is de maatschappij veranderd en hebben burgers andere behoeftes gekregen met betrekking tot de openbaarheid van informatie. In dat kader is een wetsvoorstel gedaan dat uiteindelijk tot de Woo heeft geleid. De Woo heeft als doel om doel overheden en semi-overheden transparanter te maken om zo het belang van openbaarheid van publieke informatie beter te dienen. De reikwijdte van de Woo ten opzichte van de Wob is uitgebreid. Uit de algemene toepasselijkheidsbepaling blijkt dat naast bestuursorganen ook verschillende andere overheidsorganen in het kader van de Woo rechten en plichten hebben gekregen (artikel 2.2). Voor toepassing van de Woo zijn die overheidsorganen gelijkgesteld met bestuursorganen (artikel 2.2, tweede lid). Dit betekent dat beslissingen van deze overheidsorganen ook besluiten zijn in de zin van de Awb waartegen bestuursrechtelijk kan worden opgekomen. Zorgplicht Net zoals onder de Wob (artikel 2) hebben bestuursorganen onder de Woo (artikel 2.4, tweede lid) een zorgplicht om actuele, nauwkeurige en vergelijkbare informatie te verstrekken. Daarbij is niet nieuw dat deze zorgplicht geen onderzoeksplicht of bewerkingsplicht omvat. Het bestuursorgaan hoeft niet in te staan voor juiste en volledige informatie (artikel 2.4, vierde lid). Ten opzichte van de Wob is wel toegevoegd dat bestuursorganen verplicht zijn om naar beste weten te handelen en een meldingsplicht hebben wanneer ze weten dat de informatie onjuist of onvolledig is (artikel 2.4, vijfde lid). Daarbij is nu ook expliciet bepaald dat bestuursorganen ervoor dienen te zorgen dat documenten in goede, geordende en toegankelijke staat behouden blijven (artikel 2.4, eerste lid). De zorgplicht van bestuursorganen voor informatieverschaffing is in de Woo breder geworden en verder aangescherpt. Dit is een positieve ontwikkeling. Actieve openbaarmakingsplicht Ten opzichte van de Wob is de actieve openbaarmakingsplicht voor bestuursorganen uitgebreid. Naast een inspanningsverplichting voor bestuursorganen om actief zoveel mogelijk informatie uit eigen beweging openbaar te maken (artikel 3.1), worden categorieën van informatie opgesomd die in ieder geval openbaar moeten worden gemaakt (artikel 3.3). Deze categorieën kunnen nog worden aangevuld (artikel 3.3, derde lid). Voor bepaalde documenten geldt een ongeclausuleerde openbaarmaking. Denk hierbij bijvoorbeeld aan algemeen verbindende voorschriften, zoals een bestemmingsplan of een huisvestingsverordening (artikel 3.1, eerste lid). Daarnaast zijn een serie van documenten aangewezen waarvoor in beginsel geldt dat ze actief openbaar dienen te worden gemaakt, maar waar een weigeringsgrond aan (een deel van) de openbaarmaking in de weg kan staan (artikel 3.1, tweede lid). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de vergaderstukken van de Tweede Kamer (sub b) of beslissingen over uitgaven hoger dan € 250.000,-- (sub h). Voor deze stukken geldt dat bekeken moet worden of een absolute of relatieve weigeringsgrond aan openbaarmaking in de weg staat. Daarbij staat voorop dat het belang van openbaarheid (artikel 2.5) altijd geldt en dat alleen in uitzonderingsgevallen een bijzonder belang prevaleert. Dit is dezelfde systematiek zoals die thans onder de Wob geldt. De ontwikkelde jurisprudentie in dit verband behoudt dan ook zijn betekenis. In de volgende blogs wordt nader ingegaan op de actieve en passieve openbaarmakingsplicht en de verschillende weigeringsgronden. Indien u nader geïnformeerd wilt worden over de Wet open overheid kunt u contact opnemen met een van onze advocaten, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175), Isabel Wetzels (wetzels@rassers.nl, 076-5 136 191) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121).

8 feb. 2022

Opheffen onmiddellijke voorzieningen door de Ondernemingskamer.

Als bestuurders en/of aandeelhouders binnen een vennootschap ruzie krijgen, kunnen zij of die Vennootschap de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (de OK) verzoeken om een onderzoek te gelasten naar de gang van zaken binnen een vennootschap en het handelen van de bestuurders of aandeelhouders. Dat is een zogeheten enquêteprocedure. Als de OK oordeelt dat een onderzoek nodig is, treft het ook vaak onmiddellijke voorzieningen. Zoals bijvoorbeeld de benoeming van een externe bestuurder die een doorslaggevende stem heeft of overdracht van aandelen aan een beheerder. De OK doet dat veelal om een patstelling binnen het bestuur of de aandeelhoudersvergadering te doorbreken opdat de vennootschap weer verder kan. Soms kan het in de loop van de tijd zo zijn dat een getroffen voorziening niet meer nodig is of niet in verhouding staat met de gevolgen die zo’n voorziening heeft. Bijvoorbeeld als de onmiddellijke voorzieningen gevolgen hebben die niet verwacht waren op het moment dat ze werden bevolen. Ook kan het zo zijn dat het wanbeleid of de situatie waarvoor de onmiddellijke voorzieningen waren getroffen inmiddels zijn verholpen. Dat laatste was het geval in de enquêteprocedure over dmarcian Europe BV waarover de OK bij beschikking van 29 oktober 2021 oordeelde dat de benoeming van een bestuurder en tijdelijke overdracht van aandelen tot beheer in dat geval niet meer nodig was. De reden daarvoor was dat de aandelen in de vennootschap gedurende de procedure in één hand waren gekomen waardoor een einde was gekomen aan de toestand van de vennootschap waarvoor de onmiddellijke voorzieningen waren getroffen. Zie mijn bespreking van deze beschikking in Rechtspraak Ondernemingsrecht 2022/1.