Onze updates -

Nieuws algemeen

  • 158 resultaten
  • Reset filters
10 nov. 2022

Wetsvoorstel ter voorkoming dat iemand erft van degene die hij heeft gedood

Inleiding Recent is door de rechtbank Gelderland een uitspraak gewezen, waaruit volgt dat een man die zijn echtgenote had gedood en tot tbs was veroordeeld toch kon delen in de erfenis van het slachtoffer. De rechtbank heeft hiermee de letter van de wet strikt toegepast, maar deze uitspraak heeft wel geleid tot Kamervragen. Minister Weerwind heeft vandaag aangekondigd duidelijker in de wet te willen opnemen dat mensen geen financieel voordeel mogen halen uit een misdrijf en komt in dit kader met een wetsvoorstel. Uitspraak De uitspraak die heeft geleid tot dit initiatief betreft een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 januari 2022. Uit die zaak blijkt dat de notaris een verklaring van erfrecht had afgegeven, waarin was bepaald dat de man van de overleden echtgenote op grond van artikel 4:3 lid 1 sub a BW van rechtswege ‘onwaardig’ was om te erven uit de nalatenschap van zijn overleden echtgenote. Artikel 4:3 lid 1 sub a BW bepaalt kort gezegd dat hij die onherroepelijk is veroordeeld ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen, van rechtswege onwaardig is om uit een nalatenschap voordeel te trekken. Dit zou in dit geval betekenen dat de broer van de overledene zou erven. In de procedure die hierop volgde werd eerst vastgesteld dat de strafrechter bewezen had verklaard dat de man zijn echtgenote opzettelijk van het leven heeft beroofd. De man heeft dit ook niet betwist. Hij is evenwel niet strafrechtelijk veroordeeld voor dit strafbare feit. De strafrechter spreekt alleen een veroordeling uit indien hij het te laste gelegde bewezen en strafbaar acht en indien hij de verdachte strafbaar acht. Geoordeeld is dat de man niet strafbaar is, omdat de doodslag hem wegens een ziekelijke stoornis niet kan worden toegerekend. Op grond hiervan is de man ontslagen van alle rechtsvervolging, onder oplegging van de maatregel van tbs. In de procedure stond dus de vraag centraal, of ontslag van alle rechtsvervolging met het opleggen van de maatregel van tbs ook onder het begrip “veroordeling” van artikel 4:3 lid 1 sub a BW valt. De rechtbank meende van niet. De rechtbank gaat niet mee in de stelling dat artikel 4:3 lid 1 sub a BW ruim dient te worden opgevat, onder meer omdat hier (voor dit specifieke geval) in de parlementaire geschiedenis, in de literatuur en in de rechtspraak geen aanknopingspunten voor zijn te vinden. De stelling dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man in de gegeven omstandigheden de rechten uitoefent die hem als erfgenaam toekomen, mocht ook niet baten. De rechtbank kwam op grond hiervan tot het oordeel dat de man niet onwaardig is om te erven van zijn echtgenote die hij om het leven had gebracht. Minister Weerwind Minister Weerwind heeft vandaag laten weten duidelijker in de wet te willen zetten dat mensen geen financieel voordeel mogen halen uit een misdrijf (bron: nos.nl). Dit naar aanleiding van het feit dat Kamerleden Van Nispen (SP) en Ellian (VVD) van mening zijn dat dit indruist tegen het rechtsgevoel en dat dit niet de bedoeling kan zijn. Van Nispen zei hier verder nog over dat de wet op dit punt niet duidelijk is en dat dit kan leiden tot een onwenselijke uitkomst. Ik meen dat de wet hier juist wel duidelijk over is, gelet op het feit dat de wetgever er blijkens de tekst van artikel 4:3 lid 1 BW en blijkens de parlementaire geschiedenis bewust voor heeft gekozen om geen onwaardigheid te laten intreden in het geval dat een strafbaar feit niet aan de dader kan worden toegerekend vanwege een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Bovendien heeft de wetgever de bewuste keuze gemaakt voor een onherroepelijke veroordeling. Dat dit een vereiste is, is bij de totstandkoming van het nieuwe erfrecht in 2003 nogmaals benadrukt. Wel kunnen deze Kamerleden in mijn optiek worden gevolgd in hun stelling dat een en ander indruist tegen het rechtsgevoel. Minister Weerwind zegt in zijn reactie te begrijpen dat erven van iemand die je hebt gedood als onbevredigend en onbegrijpelijk wordt ervaren. De Minister heeft aangekondigd de wet, los van de afloop van deze rechtszaak (er loopt immers nog een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland), te gaan aanpassen, zodat dit soort gevallen in de toekomst niet meer kunnen voorkomen. In de eerste helft van volgend jaar wil hij een concept klaar hebben voor een wetsvoorstel. Tot slot Heeft u naar aanleiding van dit artikel nog vragen, of heeft u vragen over het erfrecht, neem dan contact met op advocaat Philip Vroegrijk: vroegrijk@rassers.nl / 06-25695963.

22 sep. 2022

Werkgevers opgelet: voorkom onterechte WGA en ZW premieverhogingen en bespaar kosten door een tijdige Whk-check!

Werkgevers opgelet: voorkom onterechte WGA en ZW premieverhogingen en bespaar kosten door een tijdige Whk-check! Met het vallen van de bladeren, valt binnenkort ook de beschikking voor de Werkhervattingskas weer bij alle werkgevers binnen. Neem deze niet voor kennisgeving aan maar controleer hem goed. Dat kan onterechte premieverhogingen voorkomen en veel kosten besparen. Hoe? Dat lees je hier.

21 sep. 2022

Video - Ontslag op staande voet na seksueel intimiderend gedrag

Bekijk hier een video over ontslag op staande voet na seksueel intimiderend gedrag.

21 sep. 2022

Wederom vernietigende uitspraak van de hoogste bestuursrechter over de TVL-regeling

Het CBb ziet zich gedwongen tot een intensieve toetsing van de TVL-regeling aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de gevolgen voor de betreffende ondernemers zeer ingrijpend zijn. Vandaag, 20 september 2022, heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in een uitspraak over een TVL-subsidie voor de periode Q4 2020 overwogen dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid, van de Awb). Dit is de tweede keer dat de hoogste bestuursrechter oordeelt dat (een deel van) de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL-regeling) buiten toepassing moet worden gelaten omdat een ondernemer anders ten onrechte niet in aanmerking komt voor een TVL-subsidie. Wat was hier precies aan de hand? In deze casus was sprake van een ondernemer die in december 2019 een nieuw hotel oprichtte. Het eerste kwartaal van 2020 is gebruikt om het hotel te verbouwen en op te knappen. Voordat dit hotel de kans kreeg haar deuren te openen, werd Nederland getroffen door de coronacrisis. In het tweede kwartaal van 2020 is het hotel gedeeltelijk open geweest en in het derde kwartaal van 2020 heeft het hotel een omzet gegenereerd van ongeveer 60 % van de planning. In het vierde kwartaal van 2020 was het hotel wederom gedwongen (gedeeltelijk) haar deuren te sluiten. Op grond van de TVL-regeling kwam dit hotel voor de periode Q4 2020 niet in aanmerking voor een TVL-subsidie. Op grond van de TVL-regeling moet een onderneming namelijk minimaal 30 % omzetverlies hebben om in aanmerking te komen voor een TVL-subsidie. Dit omzetverlies wordt in dit geval bepaald aan de hand van de referentieperiode Q1 2020. Omdat het hotel in het eerste kwartaal van 2020 nog in de opstartfase zat, heeft zij in de referentieperiode geen omzet kunnen maken en komt zij niet in aanmerking voor een TVL subsidie. Dit is een probleem waar veel startende ondernemers tegenaan lopen en het is een ongewenst gevolg van de referentiesystematiek. Uit de parlementaire stukken blijkt dat het kabinet zich al lange tijd bewust is van deze referentieproblematiek en de hoge nood die het voor startende ondernemers meebrengt. Het kabinet heeft pas vanaf de periode Q1 2021 ervoor gekozen om een regeling te treffen voor deze startende ondernemers door ze een keuzemogelijkheid te geven voor de referentieperiode. Alleen vanwege uitvoeringsredenen heeft het kabinet ervoor gekozen om niet al in de periode Q4 2020 met een oplossing te komen voor deze referentieproblematiek. Dit is een beleidskeuze die normaliter door de bestuursrechter slechts terughoudend mag worden getoetst. Alleen omdat de gevolgen van deze keuze voor deze ondernemers zeer ingrijpend zijn, ziet het Cbb zich gedwongen intensiever te toetsen. Het CBb oordeelt dat de TVL-regeling voor de periode Q4 2020 ten onrechte is vastgesteld zonder in een oplossing te voorzien voor de groep startende ondernemers die niet kunnen kiezen voor een afwijkende referentieperiode. Het CBb acht de regeling op dit punt in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent concreet dat in dit geval het hotel niet om deze reden een TVL subsidie geweigerd mag worden. Het hotel moet de mogelijkheid krijgen om uit te gaan van een andere referentieperiode dan Q1 2020. Deze uitspraak biedt ook kansen voor andere ondernemingen die tegen hetzelfde probleem aanlopen. Indien u benieuwd bent wat deze uitspraak voor u kan betekenen of wanneer u nader geïnformeerd wilt worden over de mogelijkheden van de TVL-regeling, kunt u contact opnemen met een van onze advocaten van de Sectie Bouw en Overheid, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl, 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl, 076-5 136 121).

11 aug. 2022

Het einde van de Kruimelgevallenregeling?

Het einde van de Kruimelgevallenregeling? Betekent de inwerkingtreding van de Omgevingswet het einde van de Kruimelgevallenregeling? De inwerkingtreding van de Omgevingswet brengt met zich dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en daarmee ook het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden ingetrokken. Dit betekent ook dat de kruimelgevallenregeling van artikel 4, bijlage II, van het Bor straks niet meer geldt. In deze blog wordt besproken wat de intrekking van de kruimelgevallenregeling precies voor de praktijk betekent. Welke voordelen komen te vervallen, welke vergelijkbare mogelijkheden blijven wellicht bestaan en wat komt ervoor terug? De voordelen van de kruimelgevallenregeling die verdwijnen Wanneer een activiteit niet in overeenstemming is met het geldende planologische regime is een omgevingsvergunning in afwijking daarvan benodigd. Deze vergunning kan met de reguliere procedure worden vergund wanneer de activiteit staat genoemd in de kruimellijst. Dit brengt verschillende voordelen met zich. Zo geldt onder andere een korte beslistermijn van 8 weken en wanneer niet tijdig wordt beslist, ontstaat een vergunning van rechtswege. Dit is straks niet meer mogelijk. De mogelijkheid om een vergunning van rechtswege te verkrijgen verdwijnt. Daarbij kan men straks ook niet meer vooraf ervan verzekerd zijn dat bepaalde activiteiten met de reguliere procedure worden vergund. Een gemeente heeft straks de bevoegdheid om in bepaalde gevallen te bepalen dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Het verkrijgen van een omgevingsvergunning in afwijking van het geldende planologische regime kan daardoor veel meer moeite kosten en veel langer duren dan voorheen. Maar betekent dit nu dat de lijst met mogelijkheden van de kruimelgevallenregeling per definitie helemaal verdwijnt? Nee, wanneer we inzoomen op de nieuwe Omgevingswet zien we dat deze lijst in een andere vorm en opzet mogelijk terug kan komen. Welke mogelijkheden blijven bestaan? Onder de Omgevingswet hebben gemeentes de vrijheid bepaalde regels op te nemen in het Omgevingsplan. Dit betekent dat een gemeente ervoor kan kiezen de lijst van de Kruimelgevallenregeling – in huidige of aangepaste vorm – op te nemen in het Omgevingsplan en te bepalen dat op deze activiteiten de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing blijft. In zo’n geval wordt de bouwactiviteit aangemerkt als een ‘binnenplanse omgevingsplanactiviteit’. Bovendien hebben een groot aantal gemeentes in Nederland over de toepassing van de Kruimelgevallenregeling reeds beleid vastgesteld. Deze beleidsnota’s kunnen onder de Omgevingswet nog steeds worden gebruikt. Het is alleen de vraag of gemeentes dit beleid straks doorzetten. Indien u nader geïnformeerd wilt worden over de Omgevingswet kunt u contact opnemen met de advocaten van de Sectie Bouw en Overheid, Marnix Wolf (wolf@rassers.nl, 076-5 136 127), Elke Wouters (wouters@rassers.nl , 076-5 136 175) en Lieke Prinsen (prinsen@rassers.nl , 076-5 136 121).