Eerste wijziging: het vervallen van de vergunningplicht voor “andere handelingen”
Artikel 2.7 van de Wnb bepaalt wanneer een natuurvergunning benodigd is. Vóór inwerkingtreding van de Spoedwet gold voor zowel “projecten” als “anderen handelingen” een vergunningplicht. Vanaf 1 januari 2020 geldt dat geen vergunningplicht meer geldt voor “andere handelingen”. Het betreft hier activiteiten die geen significante effecten hebben op Natura 2000-gebieden. Onder “andere handelingen” worden alle verrichtingen verstaan die niet als een project zijn aan te merken. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan het organiseren van excursies. Onder “andere handelingen” valt ook het bestaand gebruik.
Tweede wijziging: uitsluitend vergunning voor projecten met significante gevolgen
De tweede wijziging waarin de Spoedwet voorziet betreft een aanpassing van het tweede lid van artikel 2.7 van de Wnb. Op grond van deze nieuwe bepaling geldt dat het verboden is om zonder een vergunning een project te realiseren dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Deze gewijzigde bepaling is in lijn met de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak, waaruit volgt dat indien uit een voortoets kan worden afgeleid dat als gevolg van een project significant negatieve effecten op een Natura 2000-gebied zijn uit te sluiten geen vergunningplicht geldt.
Derde wijziging: mogelijkheid invoeren van drempelwaarden
De Spoedwet aanpak stikstof maakt het invoeren van drempelwaarden mogelijk. Dergelijke drempelwaarden kunnen worden opgenomen in een ministeriële regeling of een provinciale verordening. Drempelwaarden kunnen worden ingevoerd voor bepaalde categorieën projecten. Aan deze categorieën projecten kunnen vervolgens voorwaarden worden gesteld. Deze voorwaarden kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op een drempelwaarde die een project niet mag overschrijden, de ligging van de locatie van een project ten opzichte van een Natura 2000-gebied en de wijze waarop een project wordt gerealiseerd.
Vierde wijziging: mogelijkheid invoeren van een stikstofregistratiesysteem
De Spoedwet maakt het via artikel 5.5a van de Wnb mogelijk om bij ministeriële regeling een stikstofregistratiesysteem in te voeren. Het is de bedoeling dat het stikstofregistratiesysteem per hexagoon de positieve effecten van maatregelen registreert in de vorm van een reductie. Het gaat hierbij om vaststaande effecten van vaststaande maatregelen waarvan de effecten en zekerheid op voorhand wetenschappelijk zijn beoordeeld. Net zoals aan de orde was bij het PAS kan de stikstofdepositieruimte vervolgens aan nieuwe activiteiten worden toegedeeld. In een ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld aan de invulling van een stikstofregistratiesysteem.
Vijfde wijziging: nadere regels voor veevoer
De Spoedwet voorziet tevens in een wijziging van de Wet dieren. Deze wijziging biedt de mogelijkheid om nadere regels te stellen aan veevoer om zodoende via deze route de stikstofdepositie als gevolg van veevoer te verminderen. In een ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden aan de samenstelling van diervoeders of andere stoffen die zijn bedoeld voor het voederen van dieren. Voorwaarde is dat de regels geen significant negatieve gevolgen mogen hebben voor diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en afzetbelangen.
Conclusie
De spoedwet biedt een kapstok voor de invoering van meerdere nieuwe regelingen. Hiermee wordt beoogd om voor een langere termijn een oplossing te bieden voor de stikstofproblematiek. Of de Spoedwet ook daadwerkelijk een oplossing zal bieden voor bijvoorbeeld projectontwikkeling zal pas blijken nadat de nieuwe regelingen zijn vastgesteld en in werking getreden.